Leg hoogte rente vast in commercieel contract

17 september 2018

Inleiding
Als een schuldenaar te laat is met betaling van een geldsom, is hij schadevergoeding verschuldigd. De wet regelt de omvang en duur van de schadevergoedingsverplichting wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. De schuldeiser hoeft niet aan te tonen dat hij die schade als gevolg van de vertraging werkelijk heeft geleden. Evenmin is van belang is of hij in werkelijkheid eventueel meer schade heeft geleden. De schuldeiser heeft minimaal en maximaal recht op het bedrag van de wettelijke rente als gefixeerde schadevergoeding.

Er zijn twee soorten wettelijke rente:
– wettelijke rente met betrekking tot handelsovereenkomsten (kort gezegd, transacties tussen ondernemingen), ook aangeduid als handelsrente; en
– wettelijke rente met betrekking tot niet-handelsovereenkomsten (transacties waarbij een consument is betrokken).

Hoogte wettelijke rente
De hoogte van de wettelijke rentepercentages wordt telkens voor een half jaar vastgesteld.
Het rentepercentage voor handelsovereenkomsten (thans: 8%) ligt flink hoger dan dat voor niet-handelsovereenkomsten (thans: 2%).

Rente op rente
Voor beide soorten wettelijke rente geldt als hoofdregel ‘rente op rente’: over achterstallige rente die over een vol jaar is verschuldigd, wordt opnieuw rente in rekening gebracht. Partijen zijn echter vrij ten aanzien van het bedingen van rente op rente.

Contractsvrijheid
Als geen sprake is van contractueel bedongen rente geldt de wettelijke rente. Het staat partijen echter vrij om van de wettelijke rentepercentages af te wijken en een andere rente overeen te komen. De contractsvrijheid van partijen is echter niet onbeperkt; zij vindt haar grenzen in algemene bepalingen (strijd met openbare orde of goede zeden, misbruik van omstandigheden).

Recente uitspraak van het Bossche Hof
Een recente uitspraak van het Hof Den Bosch (11 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3753) biedt een goede illustratie van één en ander.

A drijft een groothandel in voedingsmiddelen, genotmiddelen, akkerbouwproducten en veevoeder. B is een accountantskantoor. B heeft sinds 2005, onder toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden, diverse financiële, fiscale en juridische werkzaamheden voor A en de diverse groepsvennootschappen van A verricht. B heeft A in dat verband meerdere facturen doen toekomen. A heeft ondanks herhaalde aanmaning en sommatie facturen daterend van 1 februari 2013 tot 1 september 2015, voor in totaal € 58.655,17 onbetaald gelaten.

De rechtbank heeft A onder meer veroordeeld aan B € 60.016,72 aan hoofdsom te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en het meer of anders gevorderde afgewezen.

B heeft in hoger beroep bij het Hof naar voren gebracht dat het begrip “wettelijke rente” in haar hier toepasselijke algemene voorwaarden op “de wettelijke handelsrente” ziet, omdat het hier gaat om een handelsovereenkomst. A voert aan dat de algemene voorwaarden waarschijnlijk vóór de invoering van de regeling van de wettelijke handelsrente in 2002 zijn opgemaakt. Daarom gaat het volgens A om de “gewone” wettelijke rente. In het spraakgebruik betekent “wettelijke rente” volgens A de handelsrente. Het staat contractspartijen vrij te kiezen voor de wettelijke rente, ook al zou de wettelijke handelsrente anders van toepassing zijn, en dat is hier ook gebeurd, aldus A . Volgens haar behoort de onduidelijkheid voor rekening te komen van de professionele partij B.

Het hof heeft het volgende in aanmerking genomen. Partijen gaan er terecht van uit dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is over een openstaande hoofdsom als de onderhavige, indien partijen op het punt van de rente geen afspraken hebben gemaakt. Het gaat immers om een handelsovereenkomst. B verleent diensten om baat en partijen zijn rechtspersonen. Het geschil spitst zich op dit punt toe op de uitleg van het beding in de algemene voorwaarden van B . In dit beding staat: “De wettelijke rente is verschuldigd tot de dag dat het verschuldigde bedrag volledig is betaald. Een en ander onverminderd de overige rechten die opdrachtnemer heeft.”

Partijen hebben volgens het Hof onder deze omstandigheden redelijkerwijs over en weer mogen en moeten aannemen dat onder “wettelijke rente” in dit beding de wettelijke handelsrente moet worden verstaan. Het maakt niet uit wanneer de algemene voorwaarden zijn opgemaakt.

Advies voor de praktijk
De debiteur (e.g. de opdrachtgever, distribiteur of koper) is zich er vaak niet van bewust dat in geval van commerciële contracten  bij – geen – afwijkende contractuele regeling (in de overeenkomst of de toepasselijke algemene voorwaarden) de – aanzienlijk hogere – wettelijke handelsrente geldt.

Het staat partijen vrij om af te wijken – zowel in opwaartse als neerwaartse zin – van de wettelijke handelsrente (percentages).

Leg één en ander dan wel duidelijk vast.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of andere leden van de sectie ondernemingsrecht.