Bewijsbeslag op digitale bestanden: een geducht wapen

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

03 juli 2023

Degene die inzage van bewijsmateriaal (bijvoorbeeld digitale bestanden) verlangt, dient zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen onrechtmatig zijn verkregen en gebruikt.

In dit verband geldt dat de vraag wat in het kader van een vordering tot inzage bij (gesteld) onrechtmatig verkrijgen en gebruiken van bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal.

Het daaraan veelal voorafgaande bewijsbeslag strekt er toe de in beslag genomen bescheiden veilig te stellen en te bewaren. Het verlof of de beslaglegging zelf geeft de beslaglegger dan ook geen recht op afgifte, inzage of afschrift. Er kan een gerechtelijk bewaarder worden aangesteld. De verzoeker ontleent aan het verlof ook niet het recht bij de beslaglegging aanwezig te zijn. Om inzage te verkrijgen dient de beslaglegger een aparte procedure te voeren.

Kenmerkend voor een bewijsbeslag is dat het zo nodig (en dat zal in het algemeen zo zijn) wordt gegeven zonder dat de wederpartij wordt gehoord. Met name indien het aannemelijk is dat uitstel de verzoeker onherstelbare schade zal berokkenen of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.

Als de beslagleggende deurwaarder een gegevensdrager (bijvoorbeeld een harde schijf of een usb-stick) aantreft met daarop een of meer versleutelde of met een toegangscode beschermde bestanden, en op redelijke gronden vermoedt dat deze bestanden onder het verlof vallen, kan de deurwaarder de gegevensdrager zelf in beslag nemen als de bestanden niet voor hem toegankelijk worden gemaakt. De beslagene hoeft dus geen toegangscodes te verstrekken, maar loopt daarmee het risico dat zijn gegevensdragers in beslag worden genomen. In de inzageprocedure bepaalt de rechter of de beslagene toegang moet verschaffen.

Indien er goede gronden zijn om te vermoeden dat de bestanden dat de beslagene de digitale bestanden elders bewaart (bijvoorbeeld ‘in the cloud’), dan dient hij de bestanden voor beslaglegging toegankelijk te maken. Medewerking is dan noodzakelijk omdat (de toestemming voor) het bewijsbeslag anders zinloos zou zijn.

Onlangs heeft de Hoge Raad, de hoogste civiele rechter zich uitgelaten over een vordering tot inzage na een gelegd bewijsbeslag op diverse (digitale) bescheiden. Eisers vorderen inzage in de bescheiden die onder het bewijsbeslag vallen, in verband met een door verweerder gepleegde onrechtmatige daad. Die onrechtmatige daad bestaat volgens eisers uit betrokkenheid bij een lastercampagne bedoeld om eisers in diskrediet te brengen. Het hof heeft geoordeeld dat aan de vereisten voor inzage is voldaan voor slechts een deel van de beslagen bescheiden.

De Hoge Raad stelt voorop dat dat bij een bewijsbeslag op en een vordering tot inzage van bescheiden in voorkomend geval (mede) aan de hand van (een combinatie van) zoekwoorden kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage.

Eisers hebben aan hun inzagevordering ten grondslag gelegd dat verweerder betrokken is geweest bij een lastercampagne tegen hen, die onder meer bestond uit het verspreiden van het [A]-rapport en e-mails waarin eiser 1 en eiser 2 werden beschuldigd van oplichting, fraude en andere criminele activiteiten. Bij deze beschuldigingen zijn in het [A]-rapport en de e-mails (herhaaldelijk) bewoordingen als ‘fraude’, ‘fraud alert’, ‘Iranian’, ‘duped investors’, ‘criminal’, scam’ en de namen eiser 1, eiser 2 en betrokkene 1 gebruikt.

Eisers hebben in het beslagrekest onder meer deze woorden opgegeven als zoekwoorden waarmee de in conservatoir bewijsbeslag te nemen bescheiden zijn afgebakend en hebben toegelicht dat de zoekwoorden zo zijn gekozen dat de op basis daarvan beslagen bescheiden betrekking zullen hebben op (betrokkenheid van verweerder bij) de lastercampagne.

Gelet daarop is volgens de Hoge Raad onjuist het oordeel van het hof dat de door eisers opgegeven zoekwoorden (met uitzondering van de woorden ‘[A]’ of samenstellingen daarvan, ‘scam’ en ‘Quote’) veel te ruim of te algemeen zijn. Nu de door eisers opgegeven zoekwoorden (voornamelijk) zijn gebaseerd op bewoordingen die zijn gebruikt in de lastercampagne tegen eisers die aan de inzagevordering ten grondslag is gelegd, valt niet in te zien dat deze zoekwoorden in dit geval te ruim of te algemeen zijn en dat daarom de vordering tot inzage in de beslagen bescheiden waarin deze zoekwoorden voorkomen, niet voldoet aan de eis van bepaaldheid.

 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie ondernemingsrecht.