Vrijspraak voor Geert Wilders

31 december 2000

PVV-leider Geert Wilders is donderdag 23 juni 2011 door de rechtbank van Amsterdam vrijgesproken van het beledigen van moslims, het aanzetten tot haat en het aanzetten tot discriminatie. Zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie (OM) had algehele vrijgespraak geëist. Hierna volgen, samengevat, de belangrijkste beslissingen van de rechtbank.

Beschuldigingen

 

In de dagvaarding zijn uitlatingen opgenomen die afkomstig zijn uit interviews, een opinieartikel, een internetcolumn en een film (Fitna). Het openbaar ministerie verwijt Wilders zich, door deze uitlatingen te hebben gedaan, schuldig te hebben gemaakt aan:

  1. groepsbelediging door een groep mensen (moslims) te beledigen wegens hun geloof
  2. aanzetten tot haat tegen mensen (moslims) wegens hun godsdienst
  3. aanzetten tot discriminatie van mensen (moslims) wegens hun godsdienst
  4. aanzetten tot haat tegen mensen wegens hun ras
  5. aanzetten tot discriminatie van mensen wegens hun ras

Toeschrijven van de uitlatingen aan Wilders

De rechtbank bekijkt allereerst of bewezen kan worden of de uitspraken aan Wilders kunnen worden toegeschreven. Op 2 na is dat het geval. Ook daar waar Wilders citaten van anderen heeft opgenomen in zijn opiniestuk en internetcolumn worden deze teksten aan hem toegeschreven. Wilders zoekt steun in die teksten voor zijn eigen stellingen dan wel heeft de betreffende woorden tot de zijne gemaakt. Ten aanzien van Fitna wordt bij de aftiteling onder meer vermeld "scenario Geert Wilders" en een film van Geert Wilders’. Hieruit en uit een interview in dagblad De Limburger van 9 februari 2008 met de titel "Islam is mijn Fitna" blijkt dat Wilders nauw betrokken was bij de totstandkoming van de film zodat ook deze film aan hem kan worden toegeschreven.

Voor het gehele officiële persbericht, zie: