Voorraden in het post Rabobank/Reuser-tijdperk: leveranciers let op uw zaak!

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

06 oktober 2016

In een eerder blog besprak ik kort de het door de Hoge Raad gewezen arrest tussen Rabobank en curator Reuser.

Dat arrest gaat (ook) over de verhouding tussen onbetaald gebleven leveranciers van voorraadgoederen enerzijds en de bank als pandhouder anderzijds. De Hoge Raad geeft aan dat:

  • banken (of andere financiers) een pandrecht kunnen hebben op het door de koper onder eigendomsvoorbehoud verkregen voorwaardelijke eigendomsrecht, en;
  • het pandrecht op dit voorwaardelijke eigendomsrecht ook in faillissement van de koper/pandgever nog kan ‘aangroeien’ tot een pandrecht op de voorraden zelf, mits de koopprijs c.q. het restant wordt voldaan.

Met dit oordeel bestaat voor crediteuren, banken en curatoren noodzaak voor heroriëntatie op ieders – na dit arrest nieuwe – rol: waar liggen de rechten, taken en verantwoordelijkheden?

In een met collega’s voor een vakblad te schrijven artikel zullen wij hierop uitgebreid ingaan. In dit blog beperk ik mij tot een korte schets van de positie van de leverancier.

Het probleem voor leveranciers

In faillissementen die zijn uitgesproken na het arrest Rabobank/Reuser, worden curatoren geconfronteerd met banken die verstrekkende conclusies verbinden aan het arrest. Een voorbeeld daarvan is het standpunt van een bank die meent ook gerechtigd zijn tot executie van voorraden waarop zij nog geen pandrecht heeft.

Met dat standpunt loopt de bank op de muziek vooruit: een pandrecht op de voorraden die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd komt pas tot stand na betaling van (het restant van) de koopprijs. De bank draait het graag om: zij wil eerst verkopen en daarna – onder aftrek van "reële kosten" – nog afrekenen met leveranciers.

De leverancier ziet zich in voorkomend geval dus geconfronteerd met een bank – een professioneel pandhouder bij uitstek – die (i) (te) kritisch naar een door de leverancier gedaan beroep op eigendomsvoorbehoud kijkt en (ii) de leverancier achteraf wil belasten voor kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de bank als pandhouder.

De oplossing voor leveranciers

Hoe nu te voorkomen dat je als leverancier in de cruciale fase van een faillissement wordt genegeerd door de pandhouder en/of (te) laat wordt geconfronteerd met tijdrovende en kostbare discussies over eigendomsvoorbehoud en afwikkeling?

Het korte antwoord: leveranciers doen er onder deze omstandigheden verstandig aan om primair een beroep te doen op het eigendomsvoorbehoud en teruggave van geleverde goederen en subsidiair de overeenkomst te ontbinden die met de koper is gesloten.

Door ontbinding wordt voorkomen dat nog een pandrecht op de goederen tot stand komt. Men dient wel bedacht te zijn op eventuele verplichtingen tot ongedaanmaking bij ontbinding, zoals teruggave van een reeds ontvangen deel van de koopsom.

Heeft u vragen over het bovenstaande of wenst u advies in een concrete zaak? Neem dan contact met mij op via l.krieckaert@banning.nl of telefonisch +31 73 800 09 18.