Van VAR naar BGL

expertise:

Arbeidsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

29 september 2014

Op 22 september jl. is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer om de wettelijke regeling van de VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) te vervangen door de Beschikking Geen Loonheffingen (BGL). Beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2015. De huidige VAR-verklaring is een verzamelbegrip voor vier verschillende soorten verklaringen die door de Belastingdienst kunnen worden afgegeven aan zelfstandigen. Beschikt de opdrachtnemer over een geldige VAR-wuo of VAR-dga dan is de opdrachtgever (die ook aan de overige voorwaarden voldoet) gevrijwaard van inhouding loonbelasting, premie volksverzekeringen en behoeft hij geen premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over de vergoeding te betalen. De VAR vrijwaart de opdrachtnemer (veelal: de ZZP’er) niet van discussies met de Belastingdienst, die ondanks de VAR toch kan oordelen dat opdrachtnemer IB-plichtig is en de genoemde premies en bijdragen dient te voldoen.

De wetgever wil in dit systeem verandering brengen door ook de opdrachtgever te kunnen aanspreken op zijn verantwoordelijkheid voor de nakoming van de voorwaarden waaronder de BGL wordt verstrekt.

De medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever impliceert dat slechts dan zekerheid met betrekking tot de loonheffingen wordt verkregen als een BGL wordt verstrekt en vervolgens in de praktijk ook overeenkomstig de in de BGL vastgestelde werkwijze en condities wordt gewerkt. In de BGL zullen uitsluitend voorwaarden worden opgenomen waarop de opdrachtgever een beslissende invloed kan uitoefenen. Als voorbeelden worden genoemd: mag de opdrachtnemer zich laten vervangen voor de uitvoering van de werkzaamheden; wie draagt er de risico voor schade bij de uitvoering van de werkzaamheden; mag de opdrachtnemer zelf zijn werktijden bepalen?

Vraagstukken waarop de opdrachtgever geen invloed kan uitoefenen, zoals de vraag of en zo ja, hoeveel andere opdrachtgevers deze opdrachtnemer heeft, zullen niet in de BGL worden vermeld.

Een belangrijk verschil tussen de VAR en de BGL is aldus gelegen in de controlerende verantwoordelijkheid van de opdrachtgever of in de praktijk overeenkomstig de voorwaarden van de BGL wordt gewerkt. Zo niet, dan kan de Belastingdienst bij de opdrachtgever naheffen in de loonbelastingsfeer, premies volksverzekeringen en werknemersverzekeringen etc.

Het is de bedoeling dat de BGL via een eenvoudig te doorlopen webmodule kan worden aangevraagd.

In het overgangsrecht zal worden geregeld dat de lopende VAR verklaring 2014 geldig blijft in 2015, tot het moment waarop de nieuwe wet van kracht gaat. Vanaf dat moment moet de BGL worden aangevraagd.

Dit wetsvoorstel is kritisch ontvangen, onder meer door de Raad van State. Een belangrijk kritisch punt is dat het wetsvoorstel niet duidelijk maakt welk probleem nu precies moet worden opgelost en in welke mate dit probleem wordt opgelost door juist dit wetsvoorstel. De ZZP’ers verwachten een enorme toename van administratieve lasten en onzekerheid, met name omdat de wet impliceert dat in beginsel en zekerheidshalve voor iedere opdracht een afzonderlijke BGL moet worden aangevraagd en verkregen.