Tijdschrift Rechtspraak voor Vastgoedrecht: zorgplicht architect (nr. 219056 / HA ZA 11-1178)

12 september 2012

RECHTBANK ARNHEM 30 mei 2012, nr. 219056 / HA ZA 11-1178
(Mr. J.F. Beens) BW art. 7:400, art. 7:401, art. 6:101 lid 1

Opdracht. Gedragsnormen. Eigen schuld. Schiet een architect toerekenbaar tekort bij de uitvoering van zijn opdracht als hij de wederzijdse rechten en verplichtingen van opdrachtnemer en opdrachtgever niet deugdelijk heeft vastgelegd.

Eisers hadden het plan opgevat om hun woning te verbouwen. Voor deze verbouwing hebben eisers intensief contact met een architect gehad. De wijze van berekening van het honorarium en de geprognosticeerde bouwkosten zijn door de architect echter niet vastgelegd. Nadat bekend werd dat het budget voor de verbouwing niet toereikend was en het honorarium door de architect bij eisers in rekening was gebracht, hebben eisers een klacht ingediend bij het College van Toezicht voor de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). De BNA oordeelde dat de gemaakte afspraken omtrent het honorarium van de architect niet voldoen aan de gedragsnormen aangezien er geen sprake is van enige vastlegging van de wijze van berekening van het honorarium door de architect. In hoger beroep oordeelt de Raad van Beroep dat naast voormelde schending van de gedragsnormen op een architect ook de plicht rust om zich te vergewissen van het beschikbare budget.

Rb.: De rechtbank is van oordeel dat de architect bij de uitvoering van zijn opdracht toerekenbaar is tekortgeschoten jegens eisers. Uit de tuchtrechtelijke veroordeling blijkt dat de architect bij zijn werkzaamheden ten behoeve van eisers de gedragsnormen voor architecten heeft overtreden die mede de strekking hebben om een niet deskundige particuliere opdrachtgever bij de realisatie van bouwplannen te behoeden voor financieel onverantwoorde keuzes. Voorts overweegt de rechtbank dat uit de feiten en omstandigheden volgt dat beide partijen gedurende een periode van vele maanden zijn voortgegaan met het gezamenlijk gedetailleerder uitwerken van de bouwplannen, zonder er voldoende op toe te zien dat deze bouwplannen ook financieel haalbaar zouden zijn. In het licht van voorgaande verwijt de rechtbank enerzijds de architect dat hij vanaf het begin op de hoogte was van de te verwachten bouwkosten en anderzijds verwijt de rechtbank eisers dat zij niet zijn ingegaan op de herhaalde verzoeken van de architect om een budget voor de verbouwing vast te stellen. Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aan de partijen toe te rekenen omstandigheden in de zin van art. 6:101 BW in evenredige mate tot de schade hebben bijgedragen.

Zie ook:

  • HR 29 juni 2012, LJNBW4013;
  • HR 10 januari 2003, NJ2003, 537;
  • HR 8 oktober 2004, NJ2005, 32;
  • HR 9 juni 2000, NJ 2000, 460.

Zie anders:

  • HR 4 december 2009, NJ2010/67;
  • HR 23 juni 2006, LJNAV9439;
  • HR 14 juli 2006, LJNAX3202.

Wenk;
De zorgplicht in het kader van een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:401 BW e.v. en de daaruit voortvloeiende schadevergoedingsplicht van professionele beroepsbeoefenaars is reeds veelvuldig in de rechtspraak aan bod gekomen. Het gaat daarbij in de regel om de zorgplicht van vermogensbeheerders, assurantietussenpersonen, notarissen en makelaars. Op grond van art. 7:401 BW is een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden gehouden als een goed opdrachtnemer te handelen. De vraag of een opdrachtnemer heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk vakgenoot te werk zou gaan, staat daarbij centraal. Uit deze maatstaf volgt dat enerzijds wordt verwacht dat de opdrachtnemer in het algemeen beschikt over de deskundigheid die van een opdrachtnemer te verwachten is. Anderzijds wordt ook verwacht dat de opdrachtnemer de deskundigheid die hij bezit (inclusief eventueel bovengemiddelde kennis of vaardigheden) benut. Voorts speelt een mogelijk oordeel van de tuchtrechter een rol bij de beoordeling of een opdrachtnemer heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk vakgenoot te werk is gegaan. Daarbij is van belang dat indien de civiele rechter afwijkt van het oordeel van de tuchtrechter, de motivering van zijn beslissing in het licht van de beoordeling van de tuchtrechter voldoende begrijpelijk is. De rechtspraak laat omgekeerd ook zien dat voormelde zorgplicht van de opdrachtnemer niet onbegrensd is. In het geval de opdrachtgever zich anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen, kan op grond van art. 6:101 lid 1 BW de schadevergoedingsplicht van de opdrachtnemer worden verminderd. Normschendend gedrag van de opdrachtgever is daarbij niet vereist, maar voor een beroep op eigen schuld van de opdrachtnemer is wel vereist dat de schade onlosmakelijk verbonden is met de gebeurtenis op grond waarvan de opdrachtnemer aansprakelijk gesteld kan worden als met een omstandigheid die aan de opdrachtgever kan worden toegerekend. In het geval de opdrachtgever kan worden verweten dat zijn gedragingen hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade, kan de rechter de schade over de opdrachtgever en de opdrachtnemer verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Alleen de billijkheidscorrectie kan daarin verandering brengen. Uit voorgaande volgt dat een casuïstische benadering vereist is voor de beantwoording van de vraag of door een opdrachtnemer een zorgplicht geschonden is en er mogelijk ruimte is voor een beroep op de eigen schuld van de opdrachtgever. Gelet op de vele uitspraken over de zorgplicht van vermogensbeheerders, assurantietussenpersonen, notarissen en makelaars heeft de rechtspraak voor deze beroepsbeoefenaars reeds een kader (en de grenzen) van hun zorgplicht gegeven. De rechtbank Arnhem specificeert en begrenst in zijn uitspraak van 30 mei 2012 – aanvullend op deze kaders en in aansluiting op de geldende gedragsnormen voor architecten – de zorgplicht van architecten. Uit deze uitspraak volgt, dat indien een architect bekend is met de verwachte bouwkosten, hij gehouden is om deze prognose aan de opdrachtgever mede te delen. De omstandigheid dat de opdrachtgever, ondanks herhaald verzoek van de architect, geen budget heeft vastgesteld, doet aan voormelde zorgplicht van de architect niets af. Het verzuim van de opdrachtgever kan er echter wel toe leiden dat de schadevergoedingsplicht van de architect wordt verminderd.

Dit artikel is gepubliceerd in het Tijdschrift Rechtspraak voor Vastgoedrecht