Diepgaande Uitleg over Stelplicht en Bewijslast in het Gebied van Mededingingsrecht

27 januari 2013

Twee recente uitspraken, één van de Hoge Raad en één van het Gerechtshof Arnhem, geven verduidelijking over de stelplicht en bewijslast die een partij heeft wanneer deze een andere partij beschuldigt van overtreding van het mededingingsrecht. Met andere woorden, wat moet je precies aanvoeren en bewijzen in een rechtszaak om dit te kunnen doen? Het onderbouwen van dit soort vorderingen blijkt nog altijd een taak voor specialisten te zijn. Een eiser moet voldoende (economische) feiten en omstandigheden aanvoeren om een beoordeling op grond van het mededingingsrecht mogelijk te maken. In beide behandelde zaken ging dit helaas mis.

HR 21 december 2012, LJN: BX0345 (ANVR en ATP c.s./IATA-NL)

In de zaak IATA-NL eisten reisagenten een verklaring voor recht dat de Nederlandse vertegenwoordiger van luchtvaartmaatschappijen, IATA-NL, onrechtmatig tegen hen had gehandeld. Het verhaal draait om het feit dat deze reisagenten vliegtickets aan consumenten verkochten die ze vervolgens moesten voorschieten aan IATA-NL. Deze organisatie betaalde vervolgens de desbetreffende luchtvaartmaatschappij. Dit was iets waar beide partijen mee hadden ingestemd.

Echter, toen de luchtvaartmaatschappij Dutch Caribbean Airlines in 2004 in financiële problemen raakte, leidde dit uiteindelijk tot een faillissement. De reisagenten, die lucht van het naderende faillissement hadden gekregen, probeerden bij IATA-NL een uitzondering te regelen op het verplicht voorschieten van vliegtickets. Ze wilden zekerheid omdat ze niet wisten of Dutch Caribbean Airlines haar verplichtingen nog zou kunnen nakomen. IATA-NL stond geen uitzondering toe en verklaarde de reisagenten “in default” nadat deze hun betalingsverplichtingen hadden opgeschort.

De agenten vonden dat deze default-regeling onder deze omstandigheden onrechtmatig was. Ze stelden dat het in strijd was met het Europese kartelverbod en het misbruik van een dominante positie.

Gerechtshof Arnhem 11 december 2012, LJN: BY6508 (Grolsch)

In de Grolsch zaak vond een V.O.F. dat het bierbedrijf te weinig hectoliterbonuskorting aan hen had gegeven voor het bier dat zij in hun Ierse pub hadden gekocht. De V.O.F. baseerde haar eis deels op nietigheid van hun afnameovereenkomst met Grolsch, en deels op onrechtmatige daad.

Belangrijke lessen

Deze twee uitspraken laten nog eens duidelijk zien dat de stelplicht en bewijslast in het mededingingsrecht centraal staan bij het succes van vorderingen. Dit is een vak voor specialisten en economische bewijsvoering speelt daarbij een grote rol.

Het is duidelijk dat je niet onbezonnen een civiele (schadevergoedings)procedure in moet stappen en daarbij een beroep moet doen op het mededingingsrecht zonder zeer zorgvuldige (economische) onderbouwing.

Wilt u hier meer over weten?

Aarzel dan niet om per mail contact op te nemen met Adriaan Buyserd.

Blijf op de hoogte

Hier kunt u onze eBooks en nieuwsbrieven downloaden.