Rugklachten in nieuwe auto

31 augustus 2010

In onderhavig geschil had eiseres ten behoeve van haar directeur een BMW 6-serie Coupé 630i bij de BMW-dealer gekocht voor een bedrag van EUR 118.353,48. Na ongeveer 4.000 kilometer met de BMW gereden te hebben kreeg de directeur last van rugklachten en wenste een oplossing.

De feiten

Op 10 augustus 2006 heeft eiseres in onderhavig geding ten behoeve van haar directeur een BMW 6-serie Coupé 630i bij de BMW-dealer gekocht. Voorafgaand aan de koop heeft de directeur een proefrit gemaakt met de BMW. Na ongeveer 4000 kilometer kreeg hij echter last van rugklachten en uiteindelijk heeft de koper in september 2006 contact opgenomen met de dealer. Het vervangen of aanpassen van de stoelen door een gespecialiseerd bedrijf bood geen garantie dat de klachten zouden verdwijnen. Koper heeft daarop aan de dealer gevraagd wat de waarde van de BMW zou zijn indien hij deze zou terugverkopen aan haar, zonder een nieuwe auto te kopen. Op 15 september 2006 heeft koper echter de BMW verkocht aan een ander autobedrijf voor een bedrag van EUR 78.748,92 en bij datzelfde autobedrijf een Audi Q7 gekocht voor EUR 118.873,61.

De deskundige

Op verzoek van eiseres is een voorlopig deskundigenbericht uitgevoerd die op verzoek van de rechtbank de vraag “of de directeur in een BMW 6-serie Coupe 630i een (in vergelijking tot andere bestuurders) gebruikelijk en lichamelijk acceptabel zitcomfort heeft” nader heeft onderzocht. De deskundige stelde vast dat “de meetresultaten vergeleken met de ergonomische literatuur duidelijk aangeven dat de directeur een uitzonderlijk lange romplengte heeft van 103 cm bij de gegeven lichaamslengte van 194 cm. Het is dan ook onmogelijk om een ergonomisch verantwoorde houding aan te nemen in het voertuig; dat wil zeggen een houding waarbij zijn rug niet op korte termijn overbelast wordt en hij ook nog de verkeerslichten kan zien”.

Tevens kwam de deskundige tot de conclusie dat de houding die eiseres zelf heeft aangenomen niet verantwoord is en hierdoor klachten kunnen zijn ontstaan. Wanneer eiseres de zitting in de correcte stand gebruikt zou hebben is de kans op klachten aanzienlijk minder. “Echter wanneer de juiste positie van de zitting gebruikt wordt voldoet de auto niet aan de ergonomische richtlijnen. De ruimte boven het hoofd is dan aanzienlijk minder dan in de literatuur voorgeschreven wordt (5 mm in plaats van 76 mm). Daarnaast blokkeert het plafond in deze houding een deel van het zichtveld waardoor de signalering langs de weg slecht gezien wordt. Tot slot is de ruimte voor de benen sterk beperkt. De ruimte tussen het stuur en de knie is 5 mm", aldus de deskundige.

De vordering

Volgens eiseres is (primair) sprake van dwaling, nu het voor de verkoper bij de BMW-dealer zichtbaar had moeten zijn dat de directeur lang is en geen acceptabel zitcomfort kan hebben in de BMW en hij hem daarover niet heeft ingelicht, terwijl eiseres, als de verkoper dit wel had gedaan, niet tot aanschaf van de BMW was overgegaan. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat de BMW niet de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en dat deze dus niet aan de overeenkomst beantwoordde (non-conformiteit). Ten slotte heeft eiseres meer subsidiair aangevoerd dat de BMW-dealer, door niet (bij monde van haar verkoper) aan te geven dat de BMW ongeschikt was voor de directeur vanwege zijn lengte, niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, zodat sprake is van onrechtmatig handelen.

De Rechtbank

De rechtbank concludeert dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de directeur een uitzonderlijke lichaamsbouw heeft. Tijdens de comparitie van partijen heeft de directeur verklaard dat hij vóór het deskundigenrapport niet wist dat hij een extreem lang bovenlijf heeft en dat hij dit ook nooit heeft gemerkt met, bijvoorbeeld, het kopen van kleding. Ook had hij nooit rugklachten. Onder die omstandigheden valt volgens de rechtbank niet in te zien dat de verkoper wel had moeten opmerken dat de lichaamsverhoudingen van betrokkene zodanig waren dat de BMW ongeschikt zou zijn voor hem.

Daarbij is tevens van belang dat van de autoverkoper niet dezelfde ergonomische deskundigheid mag worden verwacht als van een deskundige, terwijl het enkele gegeven dat de verkoper vanwege zijn beroep mogelijk op de hoogte was van de afmetingen van de BMW, evenmin betekent dat hij had moeten zien dat de lichaamsverhoudingen van betrokkene niet met die afmetingen overeenkwamen. Voorts is van belang dat een lengte van 1.94 meter op zichzelf niet ongewoon is en dat de BWM-dealer (onbetwist) heeft gesteld dat zij wel vaker auto’s van dit type aan mensen met een dergelijke lengte heeft verkocht zonder klachten te krijgen over het zitcomfort. Bovendien volgt uit het deskundigenbericht dat niet iedere persoon met een lengte van 1.94 meter niet op ergonomisch verantwoorde wijze in deze BMW kan zitten.

Daarom moet, aldus de rechtbank, worden geconcludeerd dat de problemen die de directeur heeft ondervonden met de BMW het gevolg zijn van zijn specifieke lichaamsverhoudingen (de extreem lange romp).

Gelet op hetgeen is overwogen -namelijk dat de verkoper er niet van op de hoogte was of kon zijn dat betrokkene een extreem lang bovenlijf heeft- valt dat hem volgens de rechtbank niet aan te rekenen. Dit leidt derhalve niet tot een geslaagd beroep op dwaling. Verder mocht eiseres weliswaar verwachten een auto te kopen die geschikt was voor het normale gebruik daarvan door een persoon met een lengte van 1.94 meter, zij mocht echter niet zonder meer verwachten dat de BMW ook geschikt zou zijn voor iemand die -zoals naderhand is gebleken- een uitzonderlijk lange romplengte van 1.03 meter heeft. Deze bijzondere eigenschap is geen onderwerp van gesprek geweest tussen de directeur en de verkoper en vormt in die zin ook geen onderdeel van de overeenkomst tussen partijen, zodat ter zake ook geen sprake is van non-conformiteit. Gelet op dit alles wordt ook de stelling van eiseres dat de BMW-dealer niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van verwacht had mogen worden door niet aan te geven dat de BMW ongeschikt was voor de directeur, verworpen.

Rechtbank Arnhem 16 juni 2010, NJF 2010 / 313