Rechterlijke ongehoorzaamheid bij vaststelling kinderalimentatie

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

08 maart 2015

Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen in werking getreden. Het doel van die wet lijkt te zijn armoedeval tegen te gaan, maar het is natuurlijk een budgettaire maatregel, die ervoor moet zorgen dat het tot 2015 jaarlijks uitgegeven bedrag aan kindregelingen (€ 10,1 miljard) wordt teruggedrongen. Wat is er met ingang van 1 januari 2015 zoal veranderd:  

  1. Het fiscaal voordeel kinderalimentatie is vervallen. Dat levert volgens de Expertgroep een wijziging van omstandigheden op in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Als de rechter daar ook zo over denkt, zal dit een vloed aan procedures tot gevolg hebben.
  2. De (inkomensverhogende) alleenstaande ouderkorting (heffingskorting) is vervallen.
  3. De alleenstaande oudertoeslag in de bijstand is vervallen.
  4. Er is een “alleenstaande ouderkop” ingevoerd.
  5. De drempel voor het (maximale) kindgebonden budget is verlaagd tot het minimum loon.
  6. Het (maximale) bedrag van het kindgebonden budget is verhoogd.
  7. De kinderbijslag is sinds 1 juli 2014 versoberd. Vanaf 1 juli 2016 is er slechts één kinderbijslagbedrag.

Voor alleenstaande ouders, die een (verzamel)inkomen hebben van € 19.767,- bruto per jaar (minimumloon) is een zogenaamde alleenstaande ouderkop ingevoerd ter grootte van (maximaal) € 3.050,- netto per jaar. Daarboven geldt de regel dat het totale budget procentueel wordt verminderd. De afbouw bedraagt in 2015 6,75% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en het drempelinkomen. Dat bedrag komt bovenop het kindgebonden budget, waarop gezinnen met kinderen jonger dan achttien jaar mogelijk recht hebben. Werd vroeg het kindgebonden budget als “inkomen” meegeteld en verhoogde het de draagkracht, vanaf 1 januari 2013 heeft de Expertgroep Alimentatienormen gekozen voor een andere wijze van berekening en benadering van de behoefte. Het kindgebonden budget verhoogt niet langer de draagkracht, maar wordt gezien als een tegemoetkoming in de kosten van het kind, met als gevolg dat het aandeel van de ouders in de kosten van het kind lager worden. Die aanbeveling geldt met ingang van 1 januari 2015 ook voor de alleenstaande ouderkop.  

Gevolg van deze koerswijziging is dat in veel gevallen de tegemoetkoming van de overheid (kindgebonden budget en alleenstaande ouderkop) in de plaats komt van de bijdrage, die de ouders moeten betalen voor hun kinderen. Met name bij lagere inkomens (wanneer het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop maximaal zijn) hoeven de ouders niet de langer voor de kinderen te betalen. De volledige behoefte wordt door de overheid gedekt. Dat is een gevolg van de maatregel, die de Expertgroep heeft bedacht, te weten dat de overheidsgelden worden gebruikt voor de behoefte van de kinderen, zodat de ouders daarin niet langer hoeven te voorzien.  

Deze consequentie van de genomen overheidsmaatregelen valt slecht. Er zijn Kamervragen over gesteld. Bovendien is er inmiddels één rechtbank (te weten de Rechtbank Den Haag bij beschikking van 9 januari 2015), die dit gevolg niet langer accepteert. De rechtbank overwoog het volgende:  

“De vrouw ontvangt in 2015 een kindgebonden budget van € 340,- per maand. Indien de aanbevelingen in de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen zouden worden gevolgd, inhoudende dat ook in de nieuwe situatie het gehele kindgebonden budget (inclusief de zogenaamde alleenstaande ouderkop) in mindering wordt gebracht op de behoefte, leidt dit ertoe dat er in dit geval geen behoefte van de minderjarige aan een bijdrage van de man zou overblijven. De rechtbank acht dit niet redelijk en in strijd met het wettelijk uitgangspunt dat ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat). Maatschappelijk gezien vindt de rechtbank het niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl er bij de niet-primair verzorgende ouder wel draagkracht is om een bijdrage aan het levensonderhoud van zijn of haar kind te leveren. De rechtbank is van oordeel, dat de huidige regelgeving ook niet tot een dergelijke uitleg dwingt, nu de alleenstaande ouderkop bedoeld lijkt te zijn als een inkomenspolitieke maatregel, vergelijkbaar met de alleenstaande ouderkorting, een heffingskorting die tot 2014 bestond en niet op de behoefte van het kind in aftrek werd gebracht. Om die reden wijkt de rechtbank af van het advies van de Expertgroep Alimentatienormen op dit punt en handhaaft zij de vastgestelde door de man te betalen bijdrage van € 25,- p.m. ook na 1 januari 2015.”   

Hier is sprake van een verstandige rechter, die niet blind de Expertgroep Alimentatienormen volgt, maar zelf nadenkt. Die rechter heeft terecht geoordeeld dat de regels van de Expertgroep slechts richtlijnen zijn, die voor rechtvaardigheid moeten wijken. Chapeau.