Over Belgische andijvie en landbouwkartels

21 december 2015

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU”) gaat beoordelen of Belgische telers van andijvie kunnen ontsnappen aan hoge kartelboetes, opgelegd door de Franse mededingingsautoriteit. Breder getrokken gaat deze zaak over welk beleidsterrein belangrijker is: landbouwbeleid of mededingingsrecht?

De Europese Unie streeft verschillende doelstellingen na, waaronder (1) het organiseren van optimale concurrentie op de interne markt en (2) het veiligstellen van voldoende voedsel. Deze beleidsterreinen vinden hun grondslag in de Europese Verdragen.

Europees beleid staat niet op zichzelf. Soms overlappen verschillende beleidsterreinen. Dat kan frictie opleveren. Zijn bepaalde beleidsdoelstellingen van groter gewicht? Hoe moeten bij frictie de regels worden toegepast? En onder welke omstandigheden gaat het ene beleid voor op het andere?

Prejudiciële verwijzing

De onderhavige zaak bevindt zich op het snijvlak van mededingingsrecht en landbouwrecht. Het eerste verbiedt onder meer onderlinge afstemming tussen concurrenten over prijzen, productie en marktverdeling. Het tweede biedt onder omstandigheden juist uitdrukkelijk de mogelijkheid om bijvoorbeeld prijzen af te stemmen of productie uit de markt te halen.

De zaak zelf gaat over een kartelboete. In 2012 heeft de Franse mededingingsautoriteit bijna EUR 4 mln aan boetes opgelegd aan 10 Belgische telers van andijvie en 7 brancheorganisaties voor hun betrokkenheid bij een kartel, waarbij (volgens de toezichthouder) onderling prijzen werden afgesproken, productie afgestemd en de markt gestabiliseerd.

Het belangrijkste verweer van de beboete partijen is dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU dit allemaal toestaat. Het is in zoverre strijdig met het mededingingsrecht, althans met het kartelverbod.

Het Franse gerechtshof gaf de Belgen in 2014 in hoger beroep gelijk. Het hof achtte het Europese kartelverbod niet van toepassing op deze landbouwzaak.

De Franse mededingingsautoriteit was het met dat oordeel oneens. Zij leidde de zaak voor bij de hoogste Franse rechter. Die heeft nu, alvorens te beslissen, gehoord de partijen, prejudiciële vragen gesteld aan het HvJEU. In essentie gaan die vragen erover of het Europese landbouwbeleid, dat niet specifiek voorziet in een uitzondering voor de handelswijze van de Belgische telers, desalniettemin in de weg staat aan de opgelegde kartelboetes.

Commentaar

Het antwoord op de gestelde prejudiciële vragen zal vermoedelijk meer licht werpen op de vraag in hoeverre boeren en telers gebonden zijn aan het (Europese) mededingingsrecht. Die verduidelijking is welkom – alleen al vanwege de rechtszekerheid. Uit eerdere zaken zou kunnen worden afgeleid dat nationale mededingingsautoriteiten weliswaar bevoegd blijven om het mededingingsrecht toe te passen binnen de landbouwsector, maar enkel met inachtneming van de doelstellingen en mechanismen van het Europese landbouwbeleid (vgl. bijvoorbeeld HvJEU 9 september 2003, arrest in zaak C-137/00 (Milk Marque), dictum sub 1).

In Nederland hebben wij eerder mededingingszaken gezien op het snijvlak van mededingingsrecht en landbouwbeleid. Denk bijvoorbeeld aan het zilveruienkartel dat wij eerder op dit blog bespraken. De Europese Commissie heeft onder andere op die zaak gewezen bij haar pleidooi voor de Franse rechter. Haar boodschap was dat er verschillende interpretaties dreigen te ontstaan in de verschillende EU lidstaten. De zaak zal nu  worden beoordeeld door het HvJEU.

Op de hoogte blijven? 

Download hier onze eBooks en nieuwsbrieven.

Meer weten over consumentenbescherming?

Mail vrijblijvend met onze gespecialiseerde advocaten, Minos van Joolingen (LinkedIn, Contact) of Adriaan Buyserd (Contact, LinkedIn)