Opheffing conservatoir beslag in kort geding
28 april 2022
Inleiding
De voorzieningenrechter die verlof tot het conservatoir beslag heeft gegeven, kan in kort geding het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen. De verlofrechter is bevoegd naast de voorzieningenrechter die bevoegd is volgens de normale kortgedingsregels. Gronden voor opheffing van het conservatoir beslag zijn onder andere het summierlijk blijken van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of het onnodig zijn van het beslag of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
Summierlijk blijven van ondeugdelijkheid van de vordering
Voor de praktijk is relevant de vraag hoe om te gaan met de opheffingsgrond dat de opheffing van het beslag wordt uitgesproken, “indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht gebleken is”.
In een zodanig geval dienen de belangen van partijen te worden afgewogen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat voor een vooralsnog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn, ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is.
Uit een en ander volgt dat de enkele afweging van de voor- en nadelen van het handhaven van een conservatoir beslag de beslissing van de voorzieningenrechter mag bepalen.
Afgezien daarvan dient degene die opheffing vordert, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is, waarbij een eventueel afwijzend vonnis van de bodemrechter in eerste aanleg een belangrijk – doch niet per definitie doorslaggevend – gezichtspunt is.
Bewijslevering in eigenlijke zin is niet aan de orde. De vraag is of de belangen van de beslaglegger voldoende zwaar wegen om de gevolgen van het desbetreffende beslag te rechtvaardigen.
Of dit zo is, zal van de omstandigheden afhangen en bijvoorbeeld bij beslag op een uitkering van de schuldenaar of op zijn bankrekeningen (blokkade liquide middelen) anders liggen dan bij beslag op roerende of onroerende zaken die bij de schuldenaar in gebruik kunnen blijven totdat in de bodemprocedure (definitief) is beslist.
Bij de belangenafweging moet er ook rekening mee worden gehouden dat de vordering pas moet worden aangetoond in de bodemprocedure. De mogelijkheid moet daarom open blijven dat ook voor een vooralsnog geheel onbewezen vordering conservatoir beslag kan worden gelegd, zij het dat kort gedingrechter kan oordelen dat het belang dat de schuldeiser hierbij heeft, niet tegen de belangen van de schuldenaar opweegt.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of andere leden van de sectie ondernemingsrecht.