Leveranciers aan grootwinkelbedrijven: let op uw zaak

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

31 januari 2017

Het recente faillissement van modeketen Charles Vögele maakt weer eens duidelijk dat de rust in retailland nog niet is terug gekeerd. Voor leveranciers en grote retailbedrijven betekent dit dat zij zich bewust moeten zijn van de bijbehorende debiteurenrisico’s en er verstandig aan doen daarop hun beleid af te stemmen.

Van primair belang is natuurlijk ervoor te zorgen dat men steeds over actuele en voldoende financiële informatie over de positie van de afnemers beschikt, en zo nodig – als de afnemer voor grote bedragen leveranties op krediet verlangt – zekerheden bedingt.

Voorts is uiteraard zaak op de juiste wijze overeen te komen dat alle geleverde goederen ook na levering eigendom van de leverancier blijven, en wel tot de laatste euro van al haar leveringen zal zijn voldaan. Dat vraagt om goed geredigeerde algemene voorwaarden waarin dat eigendomsvoorbehoud op de juiste wijze is geformuleerd, alsmede voldoende schriftelijk materiaal waaruit blijkt dat die voorwaarden ook toepasselijk zijn op de overeenkomst met de retail-afnemer. Dat is nog niet altijd eenvoudig, zo hanteerde V&D inkoopvoorwaarden waarin werd vastgelegd dat zij steeds eigenaar werd van alle geleverde goederen, ook als die nog niet betaald waren. Dat lijkt sterkt op het eten van twee walletjes: èn aan leveranciers vragen voor grote bedragen op krediet te leveren, èn zich desalniettemin vooruitlopend op betaling al de eigendom van de goederen toe eigenen. Afnemers combineren dat dan vaak ook nog met zeer lange betalingstermijnen.

Recent is daar nog een complicatie voor leveranciers bijgekomen. In een recente uitspraak van de Hoge Raad is bepaald dat op de eigendom van zaken die nog bij de leverancier berust tegelijkertijd een pandrecht op het voorwaardelijk eigendom van de afnemer gevestigd kan worden. Dat betekent in een faillissementssituatie dat banken zich onmiddellijk over de aanwezige voorraden “zullen ontfermen” en zich zullen inzetten hun positie als pandhouder zo goed mogelijk te beschermen. De vraag is hoe u zich als leverancier daar het beste in kunt opstellen.

Tip 1: Stuur een brief waarin u zich beroept op het eigendomsvoorbehoud en waarbij u alle stukken voegt waaruit blijkt dat uw algemene voorwaarden in de rechtsverhouding met de afnemer toepasselijk zijn.

Tip 2: Doorgaans zal uw afnemer achterstallig zijn met betaling c.q. in verzuim zijn met de nakoming van haar verplichtingen jegens u. In dat geval kunt u zich in de brief aan de failliete afnemer direct beroepen op ontbinding van alle overeenkomsten die u met de failliet heeft gesloten en op directe terug levering van al uw eigendommen die nog bij de afnemer afwezig zijn. Ontbinding van de overeenkomst kan namelijk het pandrecht van de bank blokkeren.

Tip 3: Vraag in de brief om toegang tot de locatie(s) waar uw goederen zich bevinden en vraag in de gelegenheid te worden gesteld om zelf een opname te maken van uw eigendommen die daar nog aanwezig zijn.

Tip 4: Geef in de brief direct aan – voor zover de goederen niet binnen veertien dagen, althans binnen een redelijke termijn door de afnemer of de curator aan u worden terug gegeven – dat u aanspraak maakt op betaling van de factuurbedragen van al uw eigendommen die op faillissementsdatum nog aanwezig zijn.

Tip 5: Geef aan de brief die u stuurt nauwkeurig en adequaat follow-up, zo nodig met behulp van een advocaat met ervaring op het gebied van het insolventierecht.

De praktijk leert helaas dat u soms lang niets van de curator en/of de bank hoort, u de goederen niet terug krijgt en pas na verloop van tijd het voorstel krijgt om genoegen te nemen met slechts een gedeelte van de factuurprijs van uw aangetroffen eigendommen. Het is zaak te voorkomen dat u in die positie geraakt. Het is zoals altijd “better to be a chooser than a beggar”.