Kan een notaris zich beroepen op zijn beroepsgeheim en/of verschoningsrecht?

31 december 2000

Klagers (notaris en kandidaat-notaris) worden verdacht van valsheid in geschrift en van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte voor overdrachtsbelasting. Vervolgens heeft de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming op het kantooradres van klagers verricht. Namens klagers is een beroep op het beroepsgeheim en verschoningsrecht gedaan, echter zijn de stukken alsnog in beslag genomen. De vraag is of het Openbaar Ministerie bij het strafrechtelijk onderzoek naar fraude tot doorzoeking en inbeslagneming had mogen overgaan.

De feiten

Een bedrijf heeft bij notari?le akte een perceel grond verkregen. Voor de levering is het perceel in twee delen gesplitst, bestaande uit de grond waarop zich een tijdelijke loods bevond en de overige grond. In de notariële akte is de overige grond als bouwterrein op grond van artikel 11 lid 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968 aangemerkt.

Klagers worden ervan verdacht ernstig strafbare feiten te hebben begaan in het kader van de uitoefening van hun ambt. Zij zouden valsheid in geschrift hebben gepleegd door in strijd met de waarheid in de notariële akte te laten opnemen dat het verkochte perceel een bouwterrein is en zij zouden opzettelijk een onjuiste aangifte voor de overdrachtsbelasting hebben gedaan.

Verzoek klagers / officier van justitie

Klagers hebben middels hun klaagschrift d.d. 6 juli 2010 de rechtbank verzocht te bepalen dat het beslag wordt opgeheven, met last tot teruggave aan klagers. Klagers overwegen hiertoe als volgt. Zij zijn van mening dat de inbeslagneming onrechtmatig is op grond van de volgende punten:

Omdat klager 1 ten tijde van de doorzoeking niet aanwezig was, heeft hij de toets of de inbeslaggenomen stukken onder het verschoningsrecht vallen niet kunnen uitvoeren. De toetsing van de rechter-commissaris betreffende het verschoningsrecht was onjuist. Er bestaat geen redelijk vermoeden voor schuld dat klagers zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige strafbare feiten. En tot slot was er geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden, waardoor het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren boven de geheimhoudingsplicht van klager.

De officier van justitie is van oordeel dat de inbeslagneming wel rechtmatig is geschied. Naar zijn mening is er sprake van een zeer ernstig strafbaar feit en zijn er uitzonderlijke omstandigheden waardoor het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht. Hij vordert dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.

Oordeel rechtbank Utrecht

De rechtbank is van oordeel dat klagers geen toestemming hebben gegeven tot inbeslagname over te gaan. Klagers hadden deze toestemming wel moeten geven, aangezien zij verschoningsgerechtigden zijn en dit verplicht is gesteld in art. 218 Sv.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor het maatschappelijk belang van waarheidsvinding dient te prevaleren boven het maatschappelijk belang van de geheimhoudingsplicht van klagers. Het verschoningsrecht had dus voorrang moeten krijgen ten opzichte van de inbeslagneming.

Kortom, het beklag wordt gegrond verklaard. Het beslag is dus onrechtmatig en de stukken moeten weer worden teruggeven aan klagers.

www.rechtspraak.nl, LJN: BN8673