Investeringsfonds spande samen met failliet

03 mei 2010

De Rechtbank Rotterdam heeft zich op 24 februari 2010 (LJN: BL7872) uitgesproken in een zaak waarin het investeringsfonds MeesPierson Informal Opportunity Fund (“MIO”) samenspande met een failliete vennootschap. Dit met het doel het investeringsfonds te begunstigen ten koste van de overige schuldeisers van de failliete vennootschap. Tussen MIO en de vennootschap in kwestie bestond een participatieovereenkomst op basis waarvan MIO risicodragend kapitaal zou verstrekken aan de vennootschap en haar werkmaatschappijen. MIO werd bovendien prioriteitsaandeelhouder van de vennootschap met een belang van ruim 76%. Die vennootschap failleerde echter, waarna het investeringsfonds door de curator werd aangesproken tot volstorting van haar aandelen. MIO weigerde daaraan gehoor te geven.

In de eerste plaats heeft MIO zich in de procedure voor de rechtbank beroepen op verrekening. De rechtbank passeert dit standpunt echter, onder meer omdat zij geen aanleiding ziet om een door MIO overgelegde notariële akte aan te merken als verrekeningsverklaring, op basis waarvan vaststaat dat MIO aan haar stortingsplicht had voldaan. Derhalve werd MIO door de rechtbank veroordeeld alsnog aan haar stortingsplicht te voldoen.

De curator had zich tevens (subsidiair) op het standpunt gesteld dat in onderhavige zaak sprake was van samenspanning (art. 47 Fw) tussen MIO en de failliete vennootschap, met het doel de overige schuldeisers van die vennootschap te benadelen. De rechtbank is het daarmee om de volgende redenen met de curator eens. 

In de eerste plaats werd de opbrengst van de verkoop van twee deelnemingen van de (inmiddels) failliete vennootschap aan een derde, vrijwel direct doorbetaald aan MIO. De koopsom is namelijk gestort onder de vaste notaris van MIO en het geld is rechtstreeks uitbetaald aan MIO. De rechtbank acht in dat verband van groot belang dat MIO ten tijde van de betaling prioriteitsaandeelhouder van de (failliete) vennootschap was, in die vennootschap een meerderheidsbelang had en bovendien feitelijk de dienst uitmaakte in de vennootschap. MIO was volgens de rechtbank volledig op de hoogte van de slechte financiële situatie van de vennootschap, hetgeen bleek uit de door de curator in de procedure overgelegde bescheiden, waaronder diverse bankafschriften en e-mails tussen MIO en de bestuurder van de failliete vennootschap. Derhalve komt de rechtbank tot de slotsom dat in onderling overleg tussen MIO en de failliete vennootschap werd geregeld dat het bedrag van de verkoop van deelnemingen van de vennootschap rechtstreeks bij MIO terecht kwam. Dit met het uitsluitende doel MIO als schuldeiser boven andere schuldeisers te begunstigen, zoals bedoeld in art. 47 Fw. De rechtbank heeft MIO derhalve veroordeeld de door haar ontvangen koopprijs aan de curator te voldoen.