Gemeente mag Jeugdzorg niet belasten met alle risico’s: Een diepgaande bespreking

06 maart 2017

In het Valentijns-arrest komen de gemeenten Alphen aan den Rijn en Kaag en Braassem (de “Gemeenten”) tevergeefs in hoger beroep tegen een aanbestedingsvonnis in kort geding. In deze uitspraak komt naar voren dat de Gemeenten niet zonder meer alle financiële risico’s mogen doorberekenen aan inschrijvers. Daarnaast zijn zij verplicht om desgevraagd gedetailleerde informatie te verstrekken aan inschrijvers, indien deze relevant is voor een goede inschrijving.

Het vonnis was over een aanbesteding op basis van de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (de “Wmo”). Een groep teleurgestelde inschrijvers (het “Consortium”) werd tweede in de aanbesteding voor jeugdzorg, maar maakte met succes bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeenten hun gunningsbeslissing moesten intrekken en de aanbestedingsprocedure gestaakt moest blijven.

Dit oordeel werd door de Gemeenten betwist en zij gingen in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. De kern van het geschil betrof; (a) of het Consortium voldoende informatie over de opdracht had ontvangen en (b) of de risicoverdeling in de aanbesteding proportioneel was. Het hof oordeelde op basis van artikel 1.10(1) Aanbestedingswet, verder uitgewerkt in de voorschriften 3.9A en 3.9D van de Gids Proportionaliteit.

Uitgangspunt is dat de verplichting om jeugdzorg beschikbaar te hebben voor de inwoners bij de Gemeenten ligt. Zij hebben de vrijheid te bepalen op welke manier zij uitvoering aan deze verplichting geven. Die vrijheid is echter niet onbegrensd. De Gemeenten moeten zich houden aan de Aanbestedingswet, de Gids Proportionaliteit en de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht.

Een van de meest belangrijke bezwaren van het Consortium was dat zij niet over detailinformatie over de vorm van de zorg, de duur en de kosten per behandeling beschikten. Bij diverse vragen ontving het Consortium onvoldoende informatie van de Gemeenten.

In reactie hierop leverden de Gemeenten overwegend geaggregeerde gegevens, terwijl het Consortium specifiekere detailinformatie nodig had voor haar inschrijving. Het hof oordeelde dat deze detailinformatie relevant was voor de inschrijvers, vooral om te beoordelen of en op welke manier de door de Gemeenten gewenste besparingen konden worden gerealiseerd.

Een ander punt van discussie was de risicoverdeling tussen de Gemeenten en de jeugdzorg. Het hof oordeelde dat de kans reëel is dat de bestaande budgetplafonds ontoereikend zullen zijn. Daarom is een passende toewijzing van de risico’s noodzakelijk, zeker als de opgevraagde detailinformatie niet beschikbaar is.

In conclusie verloren de Gemeenten hun beroep. Dit Valentijns-arrest brengt belangrijke implicaties met zich mee voor toekomstige aanbestedingsprocedures.

Bron: Gerechtshof Den Haag 14 februari 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:260

Wilt u op de hoogte blijven van dit soort zaken? Download dan hier onze eBooks en nieuwsbrieven. Wilt u meer weten? Neem dan vrijblijvend contact met ons op via mail met Martijn Jongmans (Contact, LinkedIn) of Adriaan Buyserd (Contact, LinkedIn).