Geen schending zorgplicht door voormalig bestuurder van gefailleerde vennootschap

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

18 maart 2009

Schending door bestuurders van zorgplichten verbonden aan hun bestuurshandelingen mag zich tegenwoordig op toenemende belangstelling verheugen. Onlangs heeft het Hof Amsterdam geoordeeld in een geschil waarin de curator van een in juli 2001 gefailleerde tegelfabriek stelde dat de voormalig bestuurder van die vennootschap was tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens de fiscus bij de verkoop van een voorraad keramische tegels.

De feiten

Ten tijde van het uitspreken van het faillissement van de tegelfabriek (Steenbok Reuver B.V.) was X daarvan enig bestuurder. X bezat alle aandelen in vennootschap 2. Vennootschap 2 hield tweederde van alle aandelen in de tegelfabriek en tevens hield vennootschap 2 alle aandelen in vennootschap 1.

In juli 2001 had ING, de bankier van de tegelfabriek, X en vennootschap 1, een vordering van € 610.000,– op vennootschap 1. Aan ING waren tevens de inventaris en voorraden van de tegelfabriek verpand. Die voorraden heeft zij in juli 2001 laten taxeren. Een voorraad keramische tegels is daarbij op een onderhandse verkoopwaarde van NLG 700.000,– en een liquidatiewaarde van NLG 150.000,– getaxeerd. De tegels zijn vervolgens op 15 augustus 2001 door de curator met instemming van de rechter-commissaris verkocht aan vennootschap 1 voor NLG 250.000,–. De fiscus, als hoog preferent schuldeiser in het faillissement van de tegelfabriek, was met die onderhandse verkoop akkoord. Een dag later, op 16 augustus 2001 heeft vennootschap 1 de tegels doorverkocht aan een groothandel voor NLG 850.000,–.

De vordering van de fiscus

In hoger beroep vordert de fiscus onder meer de gezamenlijke en hoofdelijke veroordeling van X en vennootschap 1 om aan de fiscus een bedrag ad € 106.224,12 te betalen. Volgens de fiscus hebben zij onrechtmatig gehandeld door in hun verschillende hoedanigheden tekort te schieten in hun zorgplicht jegens de fiscus als hoog preferente schuldeiser in het faillissement van de tegelfabriek. X en vennootschap 1 zouden zodanig hebben samengewerkt dat de winst op de tegeltransactie geheel aan hen en goede is gekomen. Zij hadden echter volgens de fiscus moeten bewerkstelligen dat de koopsom van die tegels aan de boedel van de tegelfabriek ten goede was gekomen. Door te handelen als X en vennootschap 1 hebben gedaan, is de boedel in de optiek van de fiscus voor een bedrag van NLG 600.000,- benadeeld.

De rechtbank heeft de vordering van de fiscus afgewezen.

Oordeel van het hof

De rechtbank had reeds geoordeeld dat het onrechtmatig kan zijn onvoldoende rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen en dat op partijen met een bijzondere hoedanigheid een extra zorgplicht kan rusten jegens die anderen. De rechtbank oordeelde tevens dat voormalige bestuurders en/of (indirect) grootaandeelhouders van een gefailleerde vennootschap en degene(n) die met hen samenspannen eerder onrechtmatig handelen dan een willekeurige derde wanneer zij onvoldoende rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de schuldeisers en daardoor de verhaalsmogelijkheden voor die schuldeisers beperken. Aangezien de fiscus tegen dit oordeel van de rechtbank geen grief had geformuleerd, diende het hof van deze overweging van de rechtbank uit te gaan.

Aan de orde was dan ook nog (slechts) de vraag in welke hoedanigheid X had gehandeld: als (voormalig) bestuurder en indirect meerderheidsaandeelhouder, of enkel en alleen als bestuurder van vennootschap 1? Het hof oordeelde dat, indien zou komen vast te staan dat de curator X heeft verzocht om hem behulpzaam te zijn bij de verkoop van de partij tegels, ervan moet worden uitgegaan dat de curator hem als (voormalig) bestuurder bij de afwikkeling van het faillissement van de Tegelfabriek heeft betrokken. In die situatie rust volgens het hof op X een bijzondere zorgplicht als bedoeld in art. 7:401 BW.

X heeft bestreden dat van een dergelijke situatie sprake is en dat X enkel door de curator is verzocht een bod uit te brengen op de tegels. Nu ook deze stelling door de fiscus niet is betwist, moet er dus van worden uitgegaan dat de curator X niet benaderd heeft met het verzoek hem te assisteren bij de verkoop van de partij tegels, maar met de vraag of hij de partij tegels wilde kopen. X hoefde in deze situatie volgens het hof niet de bijzondere zorgplicht in acht te nemen die op hem in zijn hoedanigheid van (voormalig)bestuurder van Steenbok rust. X werd namelijk niet als bestuurder aangesproken, maar als een reguliere marktpartij. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank dan ook bekrachtigd.