Franse kartelzaak in sanitairindustrie: uiteenlopende juridische uitspraken onder de loep genomen

09 oktober 2013

Europese rechter spreekt recht in betrekking tot sanitairkartel met 17 uitspraken

De Europese rechter heeft 17 uitspraken gedaan in het kader van een sanitair kartel waarin bedrijven als Ideal Standard, Villeroy & Boch en Duravit betrokken waren. Er waren echter opmerkelijke verschillen te vinden in deze uitspraken. Vooral was er een onduidelijkheid of er voldoende bewijs was om aan te tonen dat het onrechtmatige gedrag in Frankrijk had plaatsgevonden. Deze interpretatieverschillen zouden genoeg aanleiding voor de beboete bedrijven kunnen geven om in hoger beroep te gaan.

In het verleden, omstreeks juni 2010, had de Europese Commissie een boete opgelegd aan 17 bedrijven. Deze bedrijven kregen de boete omdat ze verdacht werden van kartelvorming in de sector van kranen, douchewanden en bijbehorende accessoires, en keramische producten. Dit zou gebeurd zijn binnen de grenzen van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Oostenrijk. De maximale opgelegde boete was in totaal een belachelijke 326 miljoen euro.

In 2013 echter, sprak het Europese Gerecht zich uit over de boetes van de Commissie, waarin het besloot dat de Commissie niet voldoende had bewezen dat bepaalde bedrijven overal en met alle producten betrokken waren bij de prijsafspraken.

In het geval van het Franse kartel ging het om één enkele bijeenkomst van een vakvereniging in 2004. Voor het bewijs in deze zaak had de Commissie vier bewijsstukken aangeleverd. Twee daarvan waren aangeleverd door Ideal Standard, die in ruil voor een lagere boete een bekentenis had afgelegd. Daarnaast hadden nog twee andere sanitairfabrikanten, Roca en Duravit, nog meer bewijs aangedragen. De bewijzen suggereerden dat de fabrikanten elkaar ontmoeten om minimumprijzen af te spreken en de catalogusprijs met drie procent te verhogen, wat bevestigd werd door Villeroy & Boch. De Europese rechter was echter van mening dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat PCT en Allia betrokken waren bij deze onwettige praktijken.

Er zijn subtiele redenen voor deze verschillen. Rechters kunnen alleen oordelen over de argumenten die naar voren zijn gebracht, daarbij houden de bedrijven meestal verschillende pleidooien.

Het is zeer waarschijnlijk dat deze zaak in het hoogste Europese gerecht terecht komt. De advocaten van de beboete bedrijven zullen proberen om de tegenstrijdige eerste oordelen te gebruiken om een zaak te pleiten voor hun cliënten. Dit kan nog lastig zijn, aangezien het strikt genomen niet is toegestaan om feiten te betwisten voor de beroepsrechter. Bedrijven kunnen echter, door zorgvuldig te formuleren, hun feitelijke grieven zodanig formuleren dat ze als juridische argumenten kunnen worden beschouwd.

Meer weten?

Vraag het Adriaan Buyserd vrijblijvend via e-mail.

Wil je op de hoogte blijven? 

Download hieronze eBooks en nieuwsbrieven.