Een Verkenning van Fouten en Misverstanden in het Mededingingsrecht – Diepgaande Analyse

11 juli 2013

Het Europese Hof van Justitie heeft een belangrijk oordeel geveld. Volgens dit oordeel kan een bedrijf zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel om een boete te vermijden, zelfs als de overtreding van het kartelverbod het resultaat zou zijn van juridisch advies van een advocaat of van een besluit van een (andere) nationale mededingingsautoriteit.

Laten we eens kijken naar een Oostenrijkse zaak die betrekking heeft op een consortium van logistieke dienstverleners (SSK), die binnen Oostenrijk tariefafspraken hadden gemaakt voor binnenlands groepagevervoer. Uit adviezen van hun advocaten leidde SSK af dat er sprake was van een bagatelkartel op basis van de nationale mededingingswet en dat hun afspraken niet in strijd waren met het kartelverbod. Echter, deze adviezen hebben niet gekeken naar een mogelijke strijd met het Europees kartelverbod. De Oostenrijkse kartelautoriteit bevestigde deze bevindingen, maar zei niets over een mogelijke overtreding van het Europese kartelverbod.

Opmerkelijk zijn de verschillen tussen de benaderingen van het Hof en Advocaat-Generaal (AG) Kokott. De AG ziet meer mogelijkheden voor een beroep op het vertrouwensbeginsel onder bepaalde omstandigheden dan het Hof.

Het moet benadrukt worden dat de AG stelt dat er geen boete opgelegd mag worden aan een bedrijf voor een overtreding van het EU mededingingsrecht als de overtreding het gevolg is van een verkeerd begrip – op voorwaarde dat dit misverstand niet problematisch is. Dit misverstand wordt wél problematisch bij een beroep op juridisch advies dat het kernprobleem niet heeft aangepakt.

Het Hof legt meer nadruk op wat bedrijven zouden moeten weten over de wet, terwijl de AG zich meer richt op het rechtmatige vertrouwen van bedrijven op advies en beslissingen van juridische experts en mededingingsautoriteiten.

Het Hof stelde dat wanneer een bedrijf opzettelijk of nalatig het EU mededingingsrecht overtreedt, van het bedrijf mag worden verwacht dat het zich bewust was van het concurrentieverstorende karakter van zijn activiteiten, ongeacht de bekendheid met de wet. Interessant is dat de onderneming niet kan ontsnappen aan een boete, zelfs als het de illegale activiteit juridisch incorrect heeft geclassificeerd, tenzij het onmogelijk was dat het bedrijf niet op de hoogte was van het concurrentieverstorende karakter van deze activiteit.

Dit vonnis van het Hof beperkt de kans voor bedrijven om zich op dwaling te beroepen aanzienlijk. Wilt u hier meer over weten? Mail dan Silvia Vinken op s.vinken@www.banning.nl.

Blijf op de hoogte!  Download onze eBooks en nieuwsbrieven hier.
[Dwaling in het Mededingingsrecht]