De ingrijpende erfrechtelijke gevolgen van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

09 oktober 2018

Kent u dat verhaal van die vermogende notaris, die in 1963 een gezellig ritje op de brommer naar Twente maakte en onderweg nog een aardige c.i. (coïtus interruptus ofwel ‘voor het zingen de kerk uit’) had? Zo niet, dan zult u vast willen weten waartoe de passage in zijn dagboek waarin de ‘aardige c.i.’ voorkwam, heeft geleid.

Die notaris overleed in 1992 en liet slechts een neef en een niet door hem erkende biologische zoon na. U raadt het al, die zoon werd negen maanden na het brommerritje van de notaris geboren. Bij gebreke van een familie-erfrechtelijke betrekking tussen de niet erkende zoon en de notaris en omdat de notaris geen testament had gemaakt, was de neef enig erfgenaam. Tien jaar later, in 2002, startte de zoon een procedure om het vaderschap van de notaris postuum gerechtelijk te laten vaststellen. Daarvoor vormt de betreffende dagboekpassage voor de rechtbank voldoende bewijs. In het kader van het hoger beroep tegen die uitspraak, gelastte het hof een DNA-onderzoek. Omdat de notaris gecremeerd was, was er geen lijk om DNA-onderzoek op te verrichten. De liefdesbrieven in enveloppen met likranden, afkomstig van de notaris, die de zoon inmiddels op de zolder van zijn moeder had gevonden, brachten uitkomst. Uit het DNA-onderzoek aan de likranden volgt dat de notaris met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de verwekker van de zoon is. De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap blijft in hoger beroep dan ook in stand met als gevolg dat niet de neef, maar de zoon enig erfgenaam van de notaris is. De neef dient het destijds ontvangen kapitaal uit de erfenis alsnog af te dragen aan de zoon.

Uit deze uitspraak blijkt dat ook vele jaren na een overlijden en lang nadat de nalatenschap is afgewikkeld, door een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap die reeds afgewikkelde nalatenschap alsnog behoorlijk overhoop kan worden gehaald. Het kan ertoe leiden dat de nalatenschap opnieuw moet worden afgewikkeld en dat de oorspronkelijke erfgenamen de door hen reeds verkregen erfenis (of een deel daarvan) alsnog moeten afstaan. Het kind dat het ouderschap gerechtelijk wil laten vaststellen, is daarvoor immers niet aan een termijn gebonden en als zijn verzoek wordt toegewezen werkt de vaststelling terug tot zijn geboorte. Er ontstaat alsnog een volwaardige familie-erfrechtelijke betrekking, die erfrechtelijke aanspraken (erfgenaamschap bij versterf en/of recht op legitieme portie) in het leven roept.

Toen ik onlangs de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2208) las, moest ik denken aan de hiervoor beschreven casus van de notaris in het oosten van het land (met dank aan professor Nuytinck, die hierover altijd zo levendig vertelde tijdens mijn jaren op de universiteit). In de zaak van 12 juni 2018 werd drie jaar na het overlijden van vader door de rechtbank het vaderschap van een vijftal kinderen gerechtelijk vastgesteld. Daardoor bestaat de familie van de erflater plotseling uit tien in plaats van vijf personen. Erflater was immers getrouwd en had al vier kinderen. De weduwe en de oorspronkelijke vier kinderen gaan in beroep tegen de beschikking van de rechtbank. Het hof dient de vraag te beantwoorden of zij daartoe wel ontvankelijk zijn. Daarvoor is immers vereist dat zij belanghebbenden zijn in de zin van art. 798 lid 1 Rv. Dat betekent dat de zaak rechtstreeks betrekking moet hebben op hun rechten of verplichtingen.

Het hof knoopt dan aan bij het Procesreglement Overige (Boek 1) zaken, waarin voor de gerechtelijke vaststelling als belanghebbenden worden genoemd (o.a.): de aangewezen vader, of indien deze is overleden, diens afstammelingen en de moeder. Buiten kijf staat dat de vier oorspronkelijke kinderen afstammelingen en dus belanghebbenden zijn. Het hof komt echter tot de conclusie dat de weduwe (niet de moeder van de vijf ‘nieuwe’ kinderen) geen belanghebbende is. Zij is weliswaar erfgenaam van erflater, maar alleen dat feit is volgens het hof onvoldoende om als belanghebbende aangemerkt te worden. Onder het oude procesreglement, waarin ‘erfgenamen’ in plaats van ‘afstammelingen’ stond, was dat nog anders, maar dat kan de weduwe niet baten. Dat zij in eerste aanleg wel als belanghebbende is aangemerkt, maakt dit evenmin anders. Het hof dient ambtshalve de ontvankelijkheid te beoordelen en is daarbij niet gebonden aan het oordeel van de rechtbank. De positie van erfgenaam levert op zichzelf niet een zelfstandig, maar slechts een afgeleid belang op, aldus het hof. De weduwe is dan ook niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is opmerkelijk, omdat de gerechtelijke vaststelling uiteraard wel gevolgen heeft voor de financiële belangen van de oorspronkelijke erfgenamen, maar kennelijk ben je daarmee nog geen rechtstreeks belanghebbende. Het financiële belang levert slechts een afgeleid belang op. Maakt het dan niet uit dat de weduwe door de gerechtelijke vaststelling ineens stiefmoeder van vijf ‘nieuwe’ kinderen wordt? Zijn er geen familie-erfrechtelijke belangen die hierdoor rechtstreeks worden geraakt? Dat is niet geheel uit te sluiten, omdat het hof expliciet overweegt dat verder geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot de conclusie moeten leiden dat de rechten of verplichtingen van de weduwe door het verzoek van de vijf ‘nieuwe’ kinderen rechtstreeks worden geraakt. Met andere woorden: het hof laat wel ruimte om te concluderen tot een rechtstreeks belang van de weduwe, maar daartoe was verder niets gesteld.

Ervan uitgaande dat in hoger beroep de vier oorspronkelijke kinderen in het ongelijk worden gesteld en de vijf ‘nieuwe’ kinderen door de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap mede-erfgenaam worden, zijn er dus ineens 10 erfgenamen onder wie de nalatenschap van vader moet worden verdeeld. Bij gelijke erfdelen zien de oorspronkelijke erfgenamen hun erfenis aldus gehalveerd. Dat zal voor hen een bittere pil zijn. Die pil is echter minder bitter dan voor de neef in de zaak van de envelop likkende notaris, die immers zijn erfenis geheel in rook zag opgaan. Beide zaken laten zien welke ingrijpende erfrechtelijke gevolgen de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap kan hebben.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere familie-erfrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Joris Luijten of andere leden van de sectie familie-erfrecht.