De door ACM opgelegde boete voor het Zilveruienkartel blijft gehandhaafd in Nederland

30 maart 2014

Op 25 mei 2012 besloot de Autoriteit Consument & Markt (ACM) om verschillende bedrijven te beboeten die zich bezighouden met het telen en/of verwerken van zilveruien. Volgens het rechtsorgaan hebben deze bedrijven verboden kartelafspraken gemaakt met betrekking tot productiecapaciteit, het gezamenlijk opkopen van bedrijfsmiddelen van stoppende concurrenten en uitwisselen van prijsinformatie. Deze hoge boetes zijn vooral opmerkelijk omdat, voor het eerst, de in Europa behaalde omzet in de berekening van de boetegrondslag is meegenomen. Op 20 maart 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in deze zaak, het zogenaamde “Zilveruienkartel”, en hierbij de ACM grotendeels in het gelijk gesteld.

De overtreding bestond uit drie elementen namelijk: quoteringsafspraken, opkopen van bedrijfsmiddelen van stoppende concurrenten en uitwisseling van prijsinformatie. De rechtbank was het met de ACM eens dat de genoemde gedragingen inderdaad verboden kartelafspraken vormden en nauw verwant waren aan de doelstellingen die de karteldeelnemers voor ogen hadden. Ook werd vastgesteld dat deze verboden handelingen negatieve effect had op de Nederlandse markt, ondanks het onderscheid tussen buitenlandse en Nederlandse afnemers.

Uit de uitspraak viel op dat de boetes buitengewoon hoog waren. Dit komt doordat de ACM bij het vaststellen van de boetegrondslag ook de omzet van de beboete bedrijven buiten Nederland heeft meegenomen. Dit was een primeur sinds de invoering van de Mededingingswet. Dit deel van het besluit wordt door de ondernemingen sterk betwist. Ze menen dat de ACM alleen de in Nederland gerealiseerde omzet had moeten meenemen.

De Rechtbank Rotterdam was het echter niet met de ondernemingen eens. Volgens artikel 5 van de Europese Verordening (1/2003) is de ACM bevoegd om artikelen 101 en 102 VWEU toe te passen. Hierdoor kan ze boetes opleggen op basis van in Europa behaalde omzet. Ondanks het precedent van de Noordzeegarnalenzaak (2003-2004) waar buitenlandse omzet niet werd meegenomen, oordeelde de rechtbank dat het opnemen van buitenlandse omzet in deze context gepast was.

Ondanks de bezwaren van de ondernemingen werd dus geoordeeld dat de drie afzonderlijke elementen samen een enkel inbreuk vormden op zowel het nationale als het Europese kartelverbod. Hieruit wordt duidelijk dat bedrijven die in Europa actief zijn, in de toekomst rekening moeten houden met mogelijk hogere boetes voor overtreding van het kartelverbod wanneer ook de buiten Nederland behaalde omzet wordt meegenomen in de boeteberekening.

Wil je meer weten? Mail gerust met Silvia Vinken ([LinkedIn-profiel](https://www.linkedin.com/profile/view?id=14682227&authType=name&authToken=UMK-&goback=%2Enmp_*1_*1_*1_*1_*1_*1_*1_*1_*1_*1_*1&trk=prof-sb-browse_map-name) en website). En blijf op de hoogte: download hier onze eBooks en nieuwsbrieven.