Skip to Content

Let op: verjaring vordering schadevergoeding!

Blogs Mededinging & Regulering Procedures & Geschillenbeslechting Marc Janssen

Inleiding

Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft onlangs (14 oktober 2025),  over de volgende zaak geoordeeld.

Volgens X is sprake van bodemverontreiniging op zijn perceel. Deze bodemverontreiniging is veroorzaakt doordat de gemeente Tilburg in het verleden zinkassen heeft gebruikt in de wegen en bermen rondom zijn perceel. De gemeente is aansprakelijk jegens hem voor de schade die daardoor is veroorzaakt, aldus X. 

Volgens de gemeente is de vordering van X verjaard. Tussen partijen is niet in geschil dat de verjaringstermijn van 30 jaar (artikel 3:310 lid 2 BW) van toepassing is.  

Kort gezegd en voor zover hier van belang, bepaalt art. 3:310 lid 2 BW dat bij bodemverontreiniging de vordering tot schadevergoeding in ieder geval verjaart door verloop van dertig jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.

Verjaring

Aan de lange verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 2 BW ligt het belang van de rechtszekerheid ten grondslag. Deze termijn begint te lopen door het intreden van de schadeveroorzakende gebeurtenis, zelfs als de benadeelde van het bestaan van zijn vordering niet op de hoogte is, als het vooralsnog onzeker is of er schade zal zijn, of als de schade zich pas later heeft gemanifesteerd. Voor het aanvangstijdstip van de verjaring is beslissend het objectief gegeven tijdstip waarop de gebeurtenis plaatsvond waardoor de schade is veroorzaakt. Dit aanvangstijdstip is niet afhankelijk van persoonlijke omstandigheden van de schuldeiser.  

In artikel 3:310 lid 2 BW is bepaald dat voor onder andere schade als gevolg van bodemverontreiniging een verjaringstermijn van 30 jaar geldt vanaf de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Hieronder wordt verstaan een plotseling optredend feit, een voortdurend feit of een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak. Als de gebeurtenis uit een voortdurend feit bestaat, begint de termijn te lopen, nadat dit feit is opgehouden te bestaan. Als de gebeurtenis uit een opeenvolging van feiten bestaat, begint de termijn te lopen na het laatste feit.

Het hof oordeelt in deze zaak dat als er vanuit wordt gegaan dat de stelling van X juist is dat de verontreiniging op zijn perceel is veroorzaakt door het gebruik van zinkassen in het verleden in dit geval de schadeveroorzakende gebeurtenis is het gebruik door de gemeente van zinkassen in de wegen en bermen rondom het perceel van X . De gemeente heeft onbetwist gesteld dat het gebruik van zinkassen voor het laatst in 1973 heeft plaatsgevonden. Er is dus sprake van een in de tijd te situeren schadeveroorzakend handelen, namelijk het gebruik van zinkassen in de periode tot en met 1973. Dit betekent dat de verjaringstermijn eind 1973 is gaan lopen en dat de vordering van X dus in ieder geval in 2003 is verjaard. 

Verjaring vordering tot schadevergoeding

In de B2B-praktijk is vooral van belang art. 3:310 lid 1 BW. Art. 3:310 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade (wegens onrechtmatige daad of wanprestatie) verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.

De eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon moet aldus worden opgevat, dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade dan wel het enkele vermoeden welke persoon voor de schade aansprakelijk is, niet volstaat. De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon.

Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de benadeelde voldoende zekerheid heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon, is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval. 

Het voorgaande betekent dat de rechter dient te beoordelen of de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op (i) de schade – dus dat nadeel wordt geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen van een derde – en (ii) de aansprakelijke persoon. Bij de beoordeling of de benadeelde daadwerkelijk bekend was met het tekortschietend of foutief handelen van de aansprakelijke persoon dient de rechter te betrekken of de benadeelde over de kennis en het inzicht beschikte om de deugdelijkheid van het handelen te kunnen beoordelen.

Advies voor de praktijk

Het is verstandig om tijdig juridisch advies in te winnen over de vraag wanneer een verjaringstermijn van een (schade)vordering uit een contract of onrechtmatige daad is gaan lopen en hoe een lopende verjaringstermijn rechtsgeldig kan worden gestuit (zodat de vordering niet verjaart en een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen). 

Uit de wet volgt dat een verjaring van een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad of contract, (denk aan wanprestatie) wordt gestuit door: a) een schriftelijke aanmaning van de schuldeiser; b) een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt; c) een daad van rechtsvervolging door de schuldeiser en d) erkenning door de schuldenaar.

Banning Advocaten adviseert u graag over de vraag welke van deze stuitingshandelingen dient te worden gekozen en hoe de verdere aanpak moet zijn.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Mededinging & Regulering of Procedures & Geschillenbeslechting.

 

Marc Janssen