Wettelijk systeem
Gedurende de tijd dat de juiste prestatie uitblijft, nadat zij opeisbaar is geworden, is de schuldenaar in verzuim. Soms treedt het verzuim pas in, nadat de schuldeiser een ingebrekestelling heeft gezonden aan de schuldenaar.
Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning, waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en hij aansprakelijk wordt gesteld voor alle schade, wanneer nakoming binnen deze termijn uitblijft. Onder ‘schriftelijk’ wordt in dit geval ook verstaan per e-mail of deurwaardersexploot.
In een ingebrekestelling moet de schuldeiser duidelijk aangeven van welke specifieke verbintenis hij alsnog nakoming verlangt. Of een termijn voor nakoming redelijk is, hangt af van alle omstandigheden van het geval (zoals de duur van de termijn, de aard van de prestatie en de benodigde, voorbereidende handelingen).
Fatale termijn
Hoofdregel is dat alle, in een overeenkomst voor de nakoming gestelde termijnen, fatale termijnen zijn. Dat geldt ook voor uitdrukkelijk overeengekomen betalingstermijnen. Een ingebrekestelling is dan dus niet nodig. Uit de aard van de overeenkomst, de aard van de verbintenis in kwestie of de overige omstandigheden van het geval kan echter volgen dat de termijn geen fataal karakter heeft. Het is daarom verstandig vast te leggen dat een termijn fataal is.
Waarom is het belangrijk dat de schuldenaar in verzuim is?
Vanaf dat moment kan de schuldeiser ontbinding vorderen van de overeenkomst. Ook heeft de schuldeiser vanaf dat moment recht op (aanvullende of vervangende) schadevergoeding.
Geen ingebrekestelling vereist
Verzuim kan ook zonder ingebrekestelling intreden. De wet noemt een aantal gevallen, waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar dit is geen limitatieve opsomming. Onder omstandigheden kan een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
Een recente uitspraak ter illustratie
Een recente uitspraak van de Rechtbank Overijssel geeft een mooie illustratie van het belang van een deugdelijke ingebrekestelling.
A B.V. ontwikkelt een complex met businessunits en heeft met B B.V. een aannemingsovereenkomst gesloten voor installatietechnische werkzaamheden. Volgens A B.V. heeft B B.V. die werkzaamheden op enig moment ten onrechte gestaakt en was zij daarom gerechtigd de verplichting tot nakoming van de overeenkomst om te zetten in een verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding.
A B.V. vordert nu onder meer betaling van die schadevergoeding. B B.V. meent dat geen sprake is van verzuim aan zijn zijde en dat A B.V. daarom geen aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding. B. B.V. vordert betaling van een aantal facturen die A B.V. volgens B B.V. ten onrechte onbetaald heeft gelaten.
De rechtbank komt tot het oordeel dat B B.V. wel in verzuim is geraakt en dat A B.V. inderdaad aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding.
Ik leg uit hoe de rechtbank tot dat oordeel is gekomen.
A B.V. legt aan haar vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding ten grondslag dat B B.V. ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan haar sommatie van
15 november 2024 en daardoor in verzuim is geraakt. Volgens A B.V. heeft B B.V. in een gesprek op 19 november 2024 aan haar meegedeeld geen werkzaamheden meer te zullen gaan verrichten en heeft zij vervolgens ook daadwerkelijk het werk verlaten, dit terwijl het werk verre van gereed is. A B.V. stelt zich ook op het standpunt dat zij diverse gebreken in het wel uitgevoerde werk heeft geconstateerd, die hersteld zullen moeten worden.
A B.V. betoogt dat met het afmaken van het werk en het herstel van de gebreken een bedrag van € 197.131,53 inclusief btw aan kosten gemoeid is. A B.V. heeft in totaal een bedrag van € 244.007,31 inclusief btw aan B B.V. betaald, zodat de totale kosten van de werkzaamheden uit zullen komen op een bedrag van € 441.138,84 inclusief btw. De aanneemsom bedroeg € 290.400,00 inclusief btw plus het geaccordeerde meerwerk van € 22.929,50 inclusief btw, derhalve € 313.329,50. A B.V. moet dus een bedrag van
€ 127.809,34 aan extra kosten maken als gevolg van de wanprestatie van B B.V. en B B.V. dient dit bedrag als vervangende schadevergoeding te betalen, aldus steeds A B.V.
B B.V. stelt zich op het standpunt dat zij niet in verzuim is geraakt en dat dus niet is voldaan aan de vereisten om aanspraak te kunnen maken op vervangende schadevergoeding. Zij voert daartoe allereerst aan dat A B.V. als eerste in verzuim is geraakt en dat B B.V. daardoor niet in verzuim kon komen te verkeren. Volgens B B.V. is A B.V. op 9 november 2024 in verzuim geraakt, doordat zij van de meerwerkfactuur voor de airco’s d.d. 25 oktober 2024 ter hoogte van € 22.929,50 inclusief btw slechts een bedrag van € 8.500,00 had betaald. B B.V. kon in verband hiermee de uitvoering van zijn werkzaamheden vanaf half november 2024 (gedeeltelijk) opschorten en ook daarmee is
A B.V. in verzuim geraakt, aldus B B.V.
A B.V. meent dat de betreffende factuur nog niet opeisbaar was, omdat B B.V. nog niet klaar was met de werkzaamheden aan de airco’s. Volgens haar had de factuur in kwestie dus nog helemaal niet verstuurd mogen worden.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag of de werkzaamheden aan de airco’s al uitgevoerd waren en of B B.V. ter zake daarvan dus een factuur mocht sturen, in het midden kan blijven. Het is de vraag of B B.V. bevoegd was tot opschorting van zijn werkzaamheden omdat A B.V. een deel van de meerwerkfactuur voor de airco’s, namelijk een bedrag van € 14.429,50, onbetaald heeft gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. In verhouding tot de totale aanneemsom betrof het openstaande bedrag van de meerwerkfactuur namelijk een zodanig laag bedrag dat de (eventuele) tekortkoming van A B.V. ter zake van de betaling van die factuur de opschorting van de werkzaamheden niet rechtvaardigde.
B B.V. stelt zich verder op het standpunt dat de sommatie/ingebrekestelling van 15 november 2024 niet aan de daarvoor geldende vereisten voldoet en dat zij ook om die reden niet in verzuim is geraakt. Volgens haar kon uit de e-mail van 15 november 2024 namelijk niet worden opgemaakt ter zake van welke concrete gebreken en nalatigheden zij in gebreke werd gesteld en waarvan precies nakoming of herstel werd gevorderd, zodat niet duidelijk was wat er precies van haar werd verlangd om aan de ingebrekestelling te voldoen.
De rechtbank gaat daar niet in mee. Uit de e-mail van 15 november 2024 blijkt duidelijk dat A B.V. (correcte) nakoming verlangde van de aannemingsovereenkomst en dat zij wilde dat B B.V. haar werkzaamheden conform die overeenkomst zou hervatten. Voor die hervatting is in die e-mail ook een duidelijke termijn gesteld, nu daarin vermeld staat dat B B.V. uiterlijk op maandag 18 november 2024 om 9:00 uur weer dient te zijn gestart met zijn werkzaamheden.
A B.V. heeft in de betreffende e-mail naar twee overzichten verwezen. De rechtbank constateert dat op het betreffende overzicht verschillende gebreken genoemd staan, waaronder waterschades en lekkende riolen. Aangezien A B.V. in haar e-mail van 15 november 2024 bovendien melding maakt van “schades en aansprakelijkheden” ter hoogte van een bedrag van € 62.285,72 inclusief btw, kan die e-mail naar het oordeel van de rechtbank ook worden aangemerkt als een ingebrekestelling voor wat betreft de door A B.V. gestelde gebreken.
Praktijktip
Uit een en ander blijkt dat het zorgvuldig opstellen van B2B-contracten van belang is voor beantwoording van de vraag wanneer er sprake is van wanprestatie, verzuim en/of een ingebrekestelling vereist is en, zo ja, wat deze moet bevatten (e.g. welke termijn).
Afgezien daarvan is het van belang om -tijdig- advies in te winnen over de vraag wat te doen bij een tekortkoming van de wederpartij: Is het noodzakelijk de wederpartij (opnieuw) in verzuim te stellen door een ingebrekestelling? Wat moet daar dan precies instaan?
Uw verdere rechtspositie als crediteur (e.g. schadevergoeding en/of ontbinding) wordt daardoor bepaald.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met een van de andere leden van de sectie EU-Mededinging of Procedures & Geschillenbeslechting.