Skip to Content

Wettelijke bedenktijd van de particuliere koper: ook indien er sprake is van volledige of gedeelte verhuur van een recreatiewoning

Publicaties

De rechtbank Arnhem heeft op 2 mei jongstleden geoordeeld dat een particuliere koper van een recreatiewoning ook aanspraak kan maken op de wettelijke bedenktijd van 3 dagen, zelfs indien de koper deze woning uitsluitend of grotendeels voor verhuurdoeleinden wil gaan gebruiken.

Tijdens een bezoek aan een verkoopweekend op een recreatiepark, liet een koper en zijn echtgenote zich na een rondleiding over het recreatiepark en bezichtiging van een aantal chalets verleidden tot het tekenen van een verkoopbevestiging met daarop handgeschreven details, waaruit ondermeer bleek dat koper een chalet met ondergrond ter waarde van ongeveer € 90.000,- had aangekocht.

Op voormelde verkoopbevestiging stond verder vermeld dat het object 'compleet gemeubileerd inclusief vaatwasser en berging was en dat het object uitsluitend en alleen voor verhuurdoeleinden werd aangekocht'. Tevens stond op de verkoopbevestiging vermeld dat de [NBSP]BTW terug kon worden gevorderd.

Een dag na de ondertekening van de overeenkomst kwamen koper en zijn echtgenote terug op hun overhaaste genomen beslissing en besloot koper dat hij afzag van de koop. Koper meldde dit vervolgens schriftelijk aan de verkoper en deed daarbij een beroep op de wettelijke bedenktijd van drie dagen (als bedoeld in artikel 7:2 lid 2 BW).

Verkoper meende evenwel dat koper niet meer onder de koop uit kon en dat koper geen aanspraak kon maken op de bedenktijd, omdat koper het chalet uitsluitend voor de verhuur had gekocht, waardoor koper niet was aan te merken als een particulier als bedoeld in artikel 7:2 lid 1 BW. Koper weigerde echter mee te werken aan de levering. Verkoper startte vervolgens een procedure bij de Rechtbank, waarin verkoper vorderde dat koper medewerking diende te verlenen aan de levering van het chalet.

Tussen partijen stond niet ter discussie dat er sprake was van een schriftelijke overeenkomst, noch dat koper binnen de wettelijke bedenktijd van drie dagen had aangegeven de koop geen gestand te willen doen.

De vraag die derhalve aan de Rechtbank voorlag was of koper een beroep toe kwam op artikel 7:2 BW. Specifiek ging het derhalve om de vraag of koper was aan te merken als een natuurlijk persoon die niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf en of het chalet zich kwalificeerde als een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan. De rechtbank Arnhem koos in onderhavig geval voor een erg praktische benadering.

In artikel 7:2 BW wordt aan de natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf ('consument') bij de koop van een woning een bijzondere bescherming toegekend, in die zin, dat de overeenkomst schriftelijk moet zijn aangegaan en dat hij, na ontvangst van een afschrift daarvan, de bevoegdheid krijgt, om zonder nadere opgave van redenen, binnen drie dagen de overeenkomst te ontbinden. De inwerkingtreding van dit artikel in september 2003 heeft tot tal van vragen geleid, zowel in juridische als in praktische zin.

Hierbij is ook van belang tussentijds op te merken dat uit kamerstukken[1] volgt dat ook tweede woningen en recreatie- en vakantiewoningen als woning kunnen gelden voor de toepassing van de wettelijke bedenktijd genoemd in artikel 7:2 BW.

Op de vraag of koper als natuurlijk persoon handelde, oordeelde de Rechtbank dat nu koper al sinds jaar en dag een fulltime loondienstverband bij een Gemeente heeft, hij als consument-koper diende te worden aangemerkt. Dat de aankoop van het chalet volledig of nagenoeg volledig voor verhuurdoeleinden zou worden aangekocht, maakte dat volgens de rechtbank niet anders.

Door verkoper was evenmin gesteld, en ook niet is gebleken dat koper een optieverzoek belaste levering in de zin van de Wet OB aan de belastingdienst had verzonden of voornemens was dit te doen. Nu er door verkoper ook geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld die ertoe zou kunnen leiden dat koper geacht moet worden bij de aankoop te hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen aanleiding is om koper de consumentenbescherming van artikel 7:2 BW te ontzeggen.

Uit deze uitspraak volgt dat de beantwoording van de vraag of een koper bescherming toekomt op grond van artikel 7:2 BW van zeer praktische aard is en afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Een kleine wijziging in de feitelijke situatie had tot een ander oordeel van de rechtbank kunnen leiden.

En hoe zou het oordeel hebben geluid als koper twee (of meer) recreatiewoningen gelijktijdig had gekocht? En hoe wordt de vader van een studente gekwalificeerd, die een pand koopt, waarin zijn dochter één kamer bewoont, maar daarnaast de overige 10 kamers 'gaat exploiteren'? Deze koper kan moeilijk als consument worden aangemerkt. Maar geldt dat ook voor de vader die een appartement koopt voor zijn dochter, en waarin 2 kamers aan haar vriendinnen worden verhuurd?

Kortom, de consument die zich begeeft in bijzondere situatie ten aanzien van de koop van een (nog te realiseren) onroerende zaak, dient -bij twijfel over de aankoop- extra op zijn hoede te zijn, omdat het in veel gevallen niet duidelijk is of er sprake is van een consumentkoper of van een woning en derhalve van een koop in de zin van artikel 7:2 BW.

Rb. Arnhem 2 mei 2012, nr 221054 / HA ZA 11-1350 (LJN BW6293)

[1] Kamerstukken II 2001-2002, 23 095, nr 14 , p. 19.