Skip to Content

Is ‘kwijting’ ook echt altijd ‘kwijting’?

Blogs Procedures & Geschillenbeslechting Marc Janssen

Inleiding

“Kwijting” is nog geen “kwijtschelding”. Een finale kwijting als onderdeel van een (vaststellings)overeenkomst moet net als elke andere bepaling in een overeenkomst worden uitgelegd, wanneer partijen over die uitleg van mening verschillen. 

Aan de hand van een tweetal uitspraken van de Hoge Raad, de hoogste burgerlijke rechter, zal in het hiernavolgende geïllustreerd worden hoe één en ander in een concreet geval uitwerkt. Vervolgens zal worden besproken wat de relevantie daarvan is voor het opstellen van een kwijtingsbepaling.

Uitspraken van de Hoge Raad

Citadel/Bela

Deze zaak betreft een aandelenoverdracht tussen Citadel (verkoper) en Bela (koper). Partijen zijn overeengekomen dat de te betalen koopsom verrekend zou worden met een schuld uit hoofde van een lening die Bela aan Citadel had verstrekt. Bij de berekening van de hoogte van de schuld uit hoofde van de leningsovereenkomst is vervolgens een vergissing gemaakt. Als gevolg van die vergissing was het bedrag dat na verrekening aan Citadel is betaald op het moment van levering van de aandelen € 225.000,- lager dan waar zij recht op had. De vraag is of Citadel met de door haar in de notariële akte van levering verleende kwijting afstand heeft gedaan van haar recht betaling te vorderen van het bedrag dat zij is misgelopen.

De Hoge Raad (HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:975) vernietigt het oordeel van het hof, dat Citadel met de door haar gegeven kwijting afstand heeft gedaan van betaling van het ontbrekende restant van de koopsom:

Het (toevoeging MJ: hof) heeft daarentegen geconstateerd dat Citadel zich heeft vergist door het bedrag van € 225.000,-- in de verrekening te betrekken. Daarin ligt besloten dat Citadel zich er niet van bewust was dat het in de akte vermelde bedrag van de, na verrekening, nog door Bela te betalen koopsom € 225.000,-- te laag uitkwam, zodat haar wil er niet op gericht kan zijn geweest Bela dit bedrag kwijt te schelden. Het hof heeft evenmin vastgesteld dat Bela grond had om er (desalniettemin) op te vertrouwen dat Citadel haar dit bedrag kwijtschold. De door het hof wel genoemde omstandigheid dat Citadel zelf verantwoordelijk was voor de betalingen vanaf de Citechma-rekening en dus had kunnen weten welk bedrag zij uit hoofde van de leningsovereenkomst aan Bela verschuldigd was, kan het oordeel dat Citadel met de kwijting afstand van haar recht op het restant van de koopsom heeft gedaan evenmin dragen.

Afwikkeling huurverhouding

Een tweede uitspraak van de Hoge Raad betreft de volgende casus. A+B, Y en C B.V. zijn blijkens een schriftelijke overeenkomst tot indeplaatsstelling van 7 juli 2011 overeengekomen dat C B.V. met ingang van 1 juli 2011 de positie van Y als verhuurder heeft overgenomen en ten opzichte van huursters A+B in de plaats is getreden van Y.

In art. 5 van die overeenkomst (hierna: het kwijtingsbeding) is bepaald:

Met de ondertekening van deze overeenkomst tot indeplaatsstelling zal Verhuurder (toevoeging MJ: Y) jegens Huurder (toevoeging MJ: “A+B”)  uit al zijn verplichtingen ingevolge het Huurcontract zijn ontslagen en ter zake jegens Huurder volledig zijn gekweten.” 

A+B zijn daarna failliet verklaard. De curator van A+B en X tekenen een akte van overdracht, waarin aan X alle vorderingen worden overgedragen die A+B op Y mocht hebben. 

X vordert van Y betaling van € 273.373,96. X legt aan deze vordering ten grondslag dat A+B dat bedrag onverschuldigd heeft betaald doordat A+B over de jaren 2005 tot en met 2009 maandelijks een te hoog bedrag onder vermelding van “maandhuur” heeft betaald. In dat maandbedrag was abusievelijk nog een bedrag voor aflossing van een reeds geheel afgeloste lening opgenomen. 

Y heeft aangevoerd dat de vordering van X afstuit op het hierboven geciteerde kwijtingsbeding, nu dit beding is overeengekomen omdat Y in verband met de beëindiging van de sinds 2000 bestaande huurverhouding met A+B volledige kwijting wilde jegens deze huurders. 

Bij de Hoge Raad wordt erover geklaagd, dat het oordeel van het hof dat Y als verhuurder en de huurders A+B met het kwijtingsbeding ook een niet op de huurovereenkomst, maar op de wet gegronde vordering uit onverschuldigde betaling voor ogen hebben gehad, gelet op de tekst van dat beding onbegrijpelijk is. 

Deze klacht is naar het oordeel van de Hoge Raad gegrond (HR 14 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:260). Het hof heeft in het midden gelaten de juistheid van het betoog van X, dat A+B een bedrag van € 273.373,96 onverschuldigd heeft betaald doordat A+B over de jaren 2005 tot en met 2009 maandelijks een te hoog bedrag onder vermelding van “maandhuur” heeft betaald, in welk maandbedrag abusievelijk nog een bedrag voor aflossing van een reeds geheel afgeloste lening was opgenomen. 

Daarom moet van de juistheid van dat betoog worden uitgegaan. Het vorderingsrecht dat X jegens Y instelt, is niet gegrond op de huurovereenkomst die tussen A+B en Y heeft bestaan. Het oordeel van het hof, dat de kwijting van Y ter zake van “al zijn verplichtingen ingevolge het Huurcontract” ook ziet op dit vorderingsrecht van X, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk.

Tip voor de praktijk

Alhoewel de Hoge Raad bereid is om te oordelen dat niet in alle gevallen ‘kwijting’ ook ‘kwijtschelding’ is, is het voor de praktijk van belang om nauwkeurig vast te leggen waarop de kwijtschelding ziet. 

De aspecten waarvan een partij wil dat daarvoor kwijting wordt verleend, moet expliciet en duidelijk worden benoemd. In de considerans van de (vaststellings)overeenkomst en in de overeenkomst zelf.

Bij kwijting zijn twee aspecten van belang: (1) met betrekking tot welke vorderingen wordt exact bedoeld kwijting te verlenen en (2) wordt alleen gedoeld op het verleden en/of de toekomst? 

Het is dus voor beide partijen van belang om goed vast te leggen welke vorderingen precies onderdeel vormen van de kwijtingsregeling.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of met één van de andere leden van de sectie Procedures & Geschillenbeslechting.

Marc Janssen