Leg partneralimentatie afspraken schriftelijk vast!

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

05 februari 2020

In de praktijk komt het regelmatig voor dat afspraken over partneralimentatie na verloop van tijd vanwege gewijzigde omstandigheden moeten worden herzien. Dit kan tot gevolg hebben dat door partijen in onderling overleg nieuwe afspraken worden gemaakt. Deze afspraken worden vervolgens echter niet altijd schriftelijk vastgelegd, hetgeen tot ongewenste fiscale consequenties kan leiden. Een dergelijke kwestie was onlangs aan de orde in een uitspraak van de belastingkamer van de Rechtbank Den Haag van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:14410).

De man (eiser) en zijn ex-partner zijn in 2004 een geregistreerd partnerschap aangegaan, welk partnerschap zij in 2013 hebben beëindigd. De ex-partners hebben in verband met de ontbinding van het geregistreerd partnerschap afspraken gemaakt en deze vastgelegd in een “Vaststellingsovereenkomst ontbinding geregistreerd partnerschap”. In de vaststellingsovereenkomst zijn onder andere afspraken vastgelegd over de partneralimentatie. Zo is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat beide ex-partners kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud en geen behoefte hebben aan een bijdrage van de andere partner. De ex-partners deden daarom over en weer afstand van hun recht een bijdrage in de kosten voor levensonderhoud van de andere partner te verlangen.

In zijn aangifte inkomstenbelasting 2016 heeft de man echter tóch een bedrag opgenomen als betaalde partneralimentatie. Het ging om een bedrag van € 705 aan partneralimentatie en de door de man voor de ex-partner betaalde hypotheekrente ten bedrage van € 5.100. De Belastingdienst heeft daarop aan de man een aanslag IB/PVV 2016 opgelegd, waarbij de aftrekpost “betaalde partneralimentatie” volledig is geweigerd.

In geschil bij de Rechtbank Den Haag is of de Belastingdienst terecht de door de man in aanmerking genomen partneralimentatie niet in aftrek heeft toegelaten. Voorts is in geschil of het door de man namens zijn ex-partner aan de Rabobank betaalde rentebedrag van € 5.100 aftrekbaar is als partneralimentatie.

Uit artikel 6.1 Wet inkomstenbelasting 2001 volgt dat de persoonsgebonden aftrek onder andere kan bestaan uit uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen komen in aftrek bij de alimentatieplichtige en worden bij de ontvanger fiscaal belast. Onderhoudsverplichtingen zijn volgens artikel 6.3 lid 1 onder a Wet IB 2001 “periodieke uitkeringen en verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familie-erfrecht voortvloeiende verplichting”, dan wel – voor zover in deze zaak van belang – sub f “in rechte vorderbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen die berusten op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud.De man diende in deze zaak de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de door hem gedane betalingen kunnen worden aangemerkt als aan zijn ex-partner gedane betalingen in het kader van ‘onderhoudsverplichtingen’ als bedoeld in voornoemd artikel 6.3 Wet IB 2001.

De man stelt dat de betaalde bedragen aftrekbare onderhoudsverplichtingen zijn. De ex-partner van de man kon financieel niet meer rond komen, om welke reden de aanvankelijk op nihil gestelde alimentatie moest worden gewijzigd en de man moest bijdragen in haar levensonderhoud. De man heeft daarom – naast de betaalde alimentatie ad € 705 – ook de door de ex-partner verschuldigde hypotheekrente betaald.

De rechtbank oordeelt dat de afspraak waaruit zou volgen dat de man verplicht is om aan zijn ex-partner alimentatie te betalen, niet schriftelijk is vastgelegd of op andere wijze is onderbouwd. Ook heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat de door hem in aftrek gebrachte bedragen waren bedoeld als partneralimentatie. Daardoor is niet bewezen dat de door de man aan zijn ex-partner verrichte betalingen een rechtstreeks uit het familie-erfrecht voortvloeiende verplichting is. Er is volgens de rechtbank evenmin sprake van voldoening aan een dringende morele verplichting in de zin van artikel 6.3 lid 1 onder f Wet IB 2001. De man kan de betalingen dan ook niet in de aangifte inkomstenbelasting als aftrekpost opnemen.

Bovengenoemde uitspraak toont wederom het belang van het vastleggen van (alimentatie)afspraken aan. Leggen ex-partners een afspraak waarbij een van hen alimentatie is verschuldigd aan de ander niet schriftelijk vast? Dan geniet de betalende partner in beginsel geen belastingaftrek en dus geen fiscaal voordeel. Leg alimentatie afspraken derhalve goed vast, met name als deze tevens betrekking hebben op betalingen van hypotheekrente en premies die zien op het aandeel van de ex-echtgenoot in de woning. Dit om discussie te voorkomen of deze betalingen kunnen worden aangemerkt als periodieke uitkeringen op grond van een rechtstreeks uit het familie-erfrecht voortvloeiende verplichting en of deze uitkeringen in rechte vorderbaar zijn. Stem dit dan wel eerst goed af met degene die de alimentatie gaat ontvangen, want die moet dan over de ontvangen bijdragen inkomstenbelasting betalen in box 1. Hiermee kan dan rekening worden gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de te betalen bijdragen.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, de wijzigingsmogelijkheden voor partneralimentatie of heeft u andere familie-erfrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Anne-Claire Mallant of andere leden van de sectie Familie- & Erfrecht.