Onderhoudsverplichting alleen voor ‘eigen’ kinderen’

03 april 2013

In een artikel in het Financieele Dagblad van 16 maart 2013 over kinderalimentatie, waarin voorzitter Rob van Coolwijk van de Vereniging van Familierechtadvocaten en scheidingsmediators (vFas) wordt geciteerd, wordt kritiek geleverd op de nieuwe rekenregels die rechters per 1 april 2013 hanteren voor het vaststellen van kinderalimentatie. Die kritiek gaat uit van diverse onjuiste vooronderstellingen, maar gaat ook voorbij aan de zorg die bestaat over de toenemende complexiteit van het alimentatierekenen, betoogt Annemarieke Roelvink-Verhoeff. Zij is familie-erfrechter bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en voorzitter van de Werkgroep Alimentatienormen. 

Van Coolwijk stelt in het artikel dat rechters in de nieuwe rekenregels nog altijd uitgaan van een ‘traditionele rolopvatting’, maar dat is onjuist, zegt Roelvink-Verhoeff.

,,De nieuwe normen sluiten juist meer aan bij de realiteit dan voorheen. Het is onvermijdelijk dat rechters bij het afdoen van zaken uitgaan van bepaalde ‘ficties’, zoals de fictie dat de verzorgende ouder de ‘vaste’ lasten van het kind betaalt. De achtergrond is dat het niet aan de rechter is om zich te mengen in de discussie wie welke jas betaalt, of zoals de heer Van Coolwijk als voorbeeld in het FD geeft, de paardrijlessen. Dat is in de praktijk niet te doen, tenzij de samenleving het aantal familie-erfrechters graag verdubbeld ziet.

Onjuist en bezwaarlijker is de stelling dat anders dan vroeger geen rekening zou worden gehouden met het doorbetalen van woonlasten door de ex-partner. De heer Van Coolwijk verwart de eigen woonlasten met de woonlasten van een ander, zoals de ex-partner. Net als nu kan – en zal, als partijen het er over eens zijn wie wat betaalt –  de rechter met de betaling van dergelijke lasten rekening houden. 

De kritiek gaat voorbij aan de zorg die bestaat over de toenemende complexiteit van het alimentatierekenen. De oorzaak van de complexiteit ligt niet in de berekening, maar in de noodzaak tot vergelijken van de uitkomst daarvan door de grote toename van het aantal samengestelde gezinnen en de onderhoudsplicht van stiefouders.

Als één of beide partners een nieuw gezin krijgt of hertrouwt, moeten nu voor alle onderhoudsplichtigen, inclusief stiefouders, en alle kinderen waarvoor zij onderhoudsplichtig zijn, berekeningen worden gemaakt. Al die gegevens moeten op tafel komen. Juist dan zien leken en soms ook professionals door de bomen het bos niet meer. Bovendien raakt het directe verband tussen zorg, inkomen en uitkomst zoek.

Hoe zou dat dan makkelijker kunnen? Winst kan worden behaald door stiefouders buiten beschouwing te laten en mensen alleen onderhoudsplichtig te laten zijn voor de ‘eigen’ kinderen. Waarmee dan ook meteen het niet uit te leggen verschil in behandeling tussen gezinnen met kinderen waarin de nieuwe partners enkel samenwonen en die waarbij de partners trouwen wordt opgeheven. Maar voor die vereenvoudiging is de wetgever nodig, want de onderhoudsplicht van de stiefouder staat in de wet, niet in de alimentatienormen. En zolang die daar in staat zal de rechter de wet toepassen.’’

Annemarieke Roelvink-Verhoeff is familie-erfrechter bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en voorzitter van de Werkgroep Alimentatienormen.

Bron: www.rechtspraak.nl