Waterwoningen: een on(t)roerende ontwikkeling?

17 juni 2012

Op 9 maart 2012 is de poging van de staatssecretaris van Financiën om een waterwoning als onroerend te kwalificeren gestrand. Er worden de afgelopen jaren vanuit de ‘overheid’ diverse creatieve argumenten in de strijd gegooid om een waterwoning of woonark als onroerend te bestempelen. Onder andere in verband met de verschuldigdheid van belastingen (overdrachtsbelasting, omzetbelasting of onroerende zaak belasting) is de vraag of een dergelijke waterwoning roerend dan wel onroerend is van wezenlijk belang. In zijn algemeenheid is het predicaat "onroerend" privaatrechtelijk van wezenlijk belang, zoals in het kader van eigendomsverkrijging door natrekking (art. 5:20 sub e BW), maar ook in verband met de (on)mogelijkheden tot het vestigen van zakelijke zekerheden zoals een pandrecht of recht van hypotheek.

Het voornoemde arrest is volgens een goede aanleiding om kort de relevante wetsartikelen (art. 3:3 en 3:4 BW) uiteen te zetten en (bijzondere) ontwikkeling in de jurisprudentie, waarbij deze wetsartikelen centraal staan, onder de loep te nemen.

Klik hier om het artikel, dat is gepubliceerd in het Tijdschrift Financiering, Zekerheden en Insolventiepraktijk, te lezen.