Zieke werkneemster is niet verplicht restcapaciteit ongevraagd aan te bieden

expertise:

Arbeidsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

28 mei 2008

Werkneemster is sinds geruime tijd arbeidsongeschikt wegens een burn-out en depressiviteit. Tijdens haar arbeidsongeschiktheid verricht zij bij een vriend hand- en spandiensten. De werkgever vindt dat werkneemster haar resterende arbeidscapaciteit allereerst aan werkgever had moeten aanbieden. Nu zij dat niet heeft gedaan, is werkgever van mening dat er sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt anders. 

Sinds juni 1995 is werkneemster in dienst bij werkgever. Sinds 6 juni 2006 is werkneemster, administratief medewerkster, arbeidsongeschikt. Werkneemster wint advies in bij haar behandelend psycholoog waarna zij, op basis van dat advies, een vriend helpt bij de verbouwing van zijn eenmanszaak, zonder hiervoor enige betaling te ontvangen. Werkgever ontdekt dit en stelt dat werkneemster in strijd handelt met het verbod op nevenwerkzaamheden dat in haar arbeidsovereenkomst is opgenomen. Bovendien vindt de werkgever dat werkneemster de plicht heeft om haar resterende arbeidscapaciteit eerst aan haar aan te bieden. Zij had namelijk vergelijkbare werkzaamheden (bijvoorbeeld opruimwerkzaamheden) bij werkgever kunnen verrichten. 

Nadat de voorzieningenrechter de loonvordering van werkneemster heeft toegewezen, stelt werkgever hoger beroep in.

Volgens het Hof ’s-Hertogenbosch bestaat in deze zaak onder de navolgende omstandigheden, geen verplichting voor werkneemster om ongevraagd haar resterende arbeidscapaciteit aan werkgever aan te bieden. Ten eerste rust op de werkgever de verplichting om te bevorderen dat een zieke werknemer weer voor arbeid in het eigen bedrijf of elders wordt ingeschakeld. Er staat niet vast dat de werkgever daartoe een plan van aanpak heeft opgesteld. Al zou dat plan van aanpak er wel zijn, dan blijkt nergens uit dat de werkgever aan werkneemster een voorstel heeft gedaan om passende arbeid te verrichten. De derde omstandigheid ziet op het feit dat de arbo-dienst niet aangegeven heeft welke activiteiten van werkneemster verwacht konden worden om tot een reïntegratie te komen.

Het enkel niet-melden van de nevenactiviteiten door werkneemster levert volgens het Hof in ’s-Hertogenbosch in deze zaak geen zelfstandige reden op voor een ontslag op staande voet. Daarbij weegt het Hof mee dat werkgever niet eerst met werkneemster in overleg is getreden (en eventueel een waarschuwing heeft gegeven), maar dadelijk is overgegaan tot het geven van een ontslag op staande voet. 

Kortom, zodra een werkgever zelf niet actief bezig is met de reïntegratie van een zieke werknemer, kan van die werknemer niet worden verlangd dat hij, ongevraagd, zijn restcapaciteit voor ander werk (dan de overeengekomen arbeid) aan werkgever aanbiedt.