Voorgenomen aanpassing dividendbelasting toegelicht door Staatssecretaris van Financiën

23 december 2016

In een eerdere alert hebben we al kort de voorgestelde belastingplicht voor coöperaties gemeld. In beginsel zijn coöperaties niet belastingplichtig voor de dividendbelasting. Onlangs, op 16 december 2016, verscheen er een brief waarin de staatssecretaris antwoord geeft op door de Tweede Kamer gestelde vragen, naar aanleiding van de eerdere brief van 20 september 2016.

Per brief van 20 september 2016 werd aangekondigd dat Nederland met ingang van 2018 van plan is om zuivere houdstercoöperaties, waarin een lid meer dan 5% belang heeft, te onderwerpen aan Nederlandse dividendbelasting. Echter, er wordt een vrijstelling in het leven geroepen indien er sprake is van een actieve structuur en de beschikbaarheid van een belastingverdrag. Deze vrijstelling geldt echter niet in het geval van misbruik.

Content van de brief d.d. 16 december 2016

Naar aanleiding van de eerste brief van 20 september 2016 zijn er vragen opgekomen in de Tweede Kamer. Deze zijn als volgt beantwoord:

Een houdstercoöperatie zal wettelijk gedefinieerd worden als een coöperatie waarvan de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk (minimaal 70%) bestaan uit het houden van deelnemingen, of het direct of indirect financieren van verbonden lichamen en personen.

De inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties geldt alleen voor lidmaatschapsrechten die recht geven op ten minste 5% van de jaarwinst van de houdstercoöperatie, dan wel op ten minste 5% van hetgeen bij liquidatie wordt uitgekeerd.

De drempel van 5% wordt bepaald door uit te gaan van het lidmaatschapsrecht samen met de lidmaatschapsrechten van met het lid verbonden personen of lichamen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het nieuwe begrip “samenwerkende groep” van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb), zoals opgenomen in het Belastingplan 2017.

Voor zowel houdstercoöperaties als voor kapitaalvennootschappen zal een inhoudingsvrijstelling gaan gelden, indien er sprake is van deelnemingsdividenden in een ondernemingsstructuur waarbij de moedermaatschappij gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie (EU), of de Europese Economische Ruimte (EER), of een land waar Nederland een volledig belastingverdrag mee heeft gesloten en er geen sprake is van misbruik. Wat met volledig belastingverdrag wordt bedoeld is niet geheel duidelijk, naar alle waarschijnlijkheid dient het te gaan om een verdrag tot vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting. Het voornemen is om bij niet-verdragslanden dividendbelasting in te houden.

De toekomstige antimisbruikbepaling zal in tegenstelling tot de huidige antimisbruikbepaling niet meer gericht zijn op de inhoudingsplicht van coöperaties, maar op de toepassing van de inhoudingsvrijstelling door zowel kapitaalvennootschappen (NV’s, BV’s), als houdstercoöperaties. De voorstellen zijn gericht op een gelijke behandeling tussen kapitaalvennootschappen en coöperaties. De internationale ontwikkelingen in het kader van de principal purpose test uit het BEPS-project zullen hierbij worden betrokken. Een verstrakking ten opzichte van de huidige antimisbruikbepaling ligt voor de hand gelet op de internationale ontwikkelingen, aldus de staatssecretaris.

De voorgestelde maatregelen zullen ook effectief zijn voor tot het Koninkrijk behorende landen in het Caribisch gebied en ook hier zal de inhoudingsvrijstelling voor deelnemingsdividenden gekoppeld worden aan de antimisbruikregeling.

Als er op basis van de nationale wetgeving een inhoudingsvrijstelling gaat gelden in deelnemingssituaties, en indien Nederland derhalve dividendbelasting heft, is het in een bepaald belastingverdrag opgenomen tarief in deelnemingssituaties voor Nederland als bronstaat niet relevant meer, aldus de staatssecretaris. Nederland zal in lopende en nieuwe verdragsonderhandelingen conform het huidige verdragsbeleid echter blijven streven naar een bronbelasting van 0% op deelnemingsdividenden in ondernemingsstructuren.

BANNING’s commentaar

Wij vragen ons af op welke wijze zal worden bepaald of er sprake is van een houdstercoöperatie, dit kan bijvoorbeeld worden vastgesteld aan de hand van de bezittingen op de balans, door naar de activiteiten te kijken of naar het personeel. Maar zelfs indien er sprake is van een houdstercoöperatie, dan nog zal deze vrijgesteld zijn van Nederlandse dividendbelasting, indien de coöperatie deel uitmaakt van een onderneming en de groepsentiteiten gevestigd zijn in een verdragsland.

Uit bovenstaande valt op te merken dat wij van mening zijn dat de impact van deze regeling beperkt zal zijn ingeval het gaat om een ondernemingsstructuur. Voor dergelijke ondernemingsstructuren zal er namelijk een inhoudingsvrijstelling komen in verdragssituaties, waarbij er geen sprake mag zijn van misbruik.

Echter, ingeval het niet om een bovenstaande ondernemingsstructuur gaat, of ingeval van niet verdragssituaties, zal dit voorstel een significante impact hebben en zal 15% dividendbelasting verschuldigd zijn.

Op dit moment is het wachten op de wettekst, deze wordt in de eerste helft van volgend jaar verwacht en zal op internet ter consultatie worden aangeboden.

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen en/of opmerkingen hebben, verzoeken wij u contact op te nemen met een van de auteurs.