Verruimd inzicht regels verrekenbedingen

14 januari 2007

Sedert 2003 heb ik jaarlijks de ontwikkelingen geschetst, die de regels verrekenbedingen in jurisprudentie en literatuur doormaken. Door middel van dit artikel, opgesteld tijdens de donkere dagen na kerst, beschrijf ik de ontwikkelingen in 2006. Met name in de jurisprudentie is in 2006 het inzicht verruimd. Daarvan volgt hier een samenvatting. 

Nadat het inzicht in de regels verrekenbedingen in 2003 en 2004 voortschreed, stagneerden de jurisprudentiële ontwikkelingen in 2005. Daarvan deed ik verslag in EB februari 2006 pag. 39 tot en met 45. Dat liet de Hoge Raad zich echter niet zeggen. Op 27 januari 2006 (RFR 2006, 26) wees de Hoge Raad het arrest Schwanen/Hundscheid II. In dat arrest werd duidelijk gemaakt, hoe partijen met elkaar moeten afrekenen, als zij hun overgespaard inkomen hebben gebruikt voor de aflossing van een hypotheekschuld (en daarmee dat inkomen hebben belegd in een tijdens het huwelijk verworven echtelijke woning). De Hoge Raad kwam impliciet terug op de visie, die hij op 6 december 2002 in Schwanen/Hundscheid I (NJ 2005, 125) had gegeven. Hij loste twee kwesties op. Allereerst werd klip en klaar duidelijk gemaakt, dat het betalen van hypotheekrente van een echtelijke woning wordt aangemerkt als het voldoen van kosten van de huishouding. De betaling van hypotheekrente is dus geen belegging van overgespaard inkomen in een woning. Het is "verteren". Het aflossen van een hypotheekschuld is wel een belegging in de woning. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet regels verrekenbeding op 1 september 2002 blijkt dat uit art. 1:136 lid 1 laatste volzin BW. Voordien bleek dat uit jurisprudentie. Hoe partijen met elkaar moeten afrekenen, in het geval uit overgespaard inkomen de hypotheekschuld gedeeltelijk wordt afgelost, heeft de Hoge Raad ons op 27 januari 2006 duidelijk gemaakt: het verrekenbare vermogen bestaat uit het breukdeel, dat wordt gevormd door het totaal van de aflossingen, gedeeld door de totale schuld en vermenigvuldigd met de waarde van het goed. De eigenaar van de woning dient de helft van dat bedrag aan de ander te betalen. De Hoge Raad heeft hiermee in de eerste maand van 2006 ons inzicht in de wijze waarop een verrekenbeding dient te worden afgewikkeld, aanzienlijk verruimd. Dat moest de lezers van EB uiteraard tussentijds worden gemeld. Daarom schreef ik voor EB april 2006 (pag. 75 tot en met 79) over deze uitspraak het artikel "Eindelijk enige duidelijkheid over verrekenen". Lees verder: zie bijlage. 

Download bijlage: Louis (DOC, 54 KB)