Verhuizing met kinderen na echtscheiding (2)

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

11 september 2011

Op 11 november 2010 verscheen in onze nieuwsbrief reeds een artikel met deze naam. Dat artikel beschreef met name de factoren waarmee de rechter over het algemeen rekening houdt bij zijn afweging of vervangende toestemming bij gezamenlijk ouderlijk gezag voor verhuizing met de kinderen aan één van de ouders zal worden verleend. Geconcludeerd werd toen dat bijzonder belangrijke factoren in de belangenafweging van de rechter zijn: de goede contact- en omgangsmogelijkheden na verhuizing, een voldoende zwaarwegend belang van de ouder bij de verhuizing (proportionaliteitsbeginsel), de onmogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen (subsidiariteitsbeginsel), een goede en tijdige voorbereiding van de verhuizing, de leeftijd van de kinderen, het toekomstperspectief en de te overbruggen afstanden. In dit artikel zal ik aan de hand van een aantal recente uitspraken proberen ‘gewicht’ toe te kennen aan bovengenoemde factoren.

Verhuizingen buiten Nederland

Een reden voor de toename in zaken waarbij de rechter verzocht wordt om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar het buitenland te verlenen, kan worden gevonden in de internationalisering van de samenleving. De rechter begeeft zich bij zijn beoordeling in een spanningsveld tussen enerzijds de vrijheid van de ene ouder om zijn/haar leven in te richten en anderzijds het belang van de andere ouder op contact met zijn of haar kind.

In de laatste twee jaar zijn uitspraken gewezen waarbij vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar onder meer Tsjechië (Hof Amsterdam 27 oktober 2009, LJN: BK2820), Finland (Hof Amsterdam 6 april 2010, LJN: BM2714), Denemarken (Rechtbank ’s-Gravenhage 28 juli 2010, LJN: BN3236), Spanje (Hof ’s-Gravenhage 23 februari 2011 LJN: BR0262) en Schotland (Hof ’s-Gravenhage 12 augustus 2011, LJN: BR5121) niet werd verleend. Met name in de gevallen waarbij de verhuizende ouder onvoldoende de noodzaak van de verhuizing – waarbij de verhuizing weldoordacht en goed voorbereid dient te zijn – en het (financiële) toekomstperspectief aldaar heeft aangetoond en onvoldoende aandacht heeft besteed aan de invulling van regelmatig contact tussen het kind en de andere ouder zal de rechter geen vervangende toestemming verlenen. Ook het feit dat de ouders onderling slecht communiceren draagt hieraan bij.

Een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland is echter niet bij voorbaat kansloos. Uit de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de uitspraak van de Hoge Raad van 8 juli 2011 (LJN: BQ7328) en de bijbehorende beschikking van het Hof Amsterdam van 23 februari 2010 (LJN: BL9055) blijkt dat wanneer de verhuizende ouder aantoont dat hij of zij in zijn of haar afwegingen met alle belangen rekening heeft gehouden en daarbij aan ieders belangen het juiste gewicht heeft toegekend, de rechter een dergelijk verzoek kan honoreren. Daarbij komt dat ook de Raad voor de Kinderbescherming het in het belang van het kind achtte dat zij bij de moeder zou verblijven (ook in Colombia). Het Hof Amsterdam overwoog dat de moeder voldoende blijk had gegeven van een goede voorbereiding op haar vertrek met het kind naar Colombia en dat zij moeite had gedaan om de gevolgen van de verhuizing voor het kind, ook in relatie tot de vader, te verzachten. Voorafgaand aan haar vertrek met het kind had zij vervangende toestemming aan de rechtbank gevraagd, welke toestemming na afweging van belangen was verleend. Uit de stukken in het dossier volgde dat in Colombia een woning voor de moeder en het kind beschikbaar was en dat het kind was ingeschreven op de kleuterschool, die zij inmiddels bezocht. Tevens werd een verklaring overgelegd van de werkgever van de moeder aangaande haar dienstverband en het salaris, alsmede stukken ten aanzien van de mogelijkheden voor de moeder om zich in de toekomst in Colombia verder te ontplooien. Daarnaast bevond zich bij de stukken een verklaring van de tante van de moeder, waaruit bleek hoe de opvang van het kind door derden was geregeld. De moeder had de beschikking over een omvangrijk sociaal netwerk, waar zij een beroep op kon doen. Het kind had veelvuldig contact met de rest van de familie van de moeder. Het Hof achtte aannemelijk, gelet op haar leeftijd en het feit dat zij Spaans sprak, dat het kind zich had aangepast aan de nieuwe leefomgeving. Daarbij nam het Hof tevens in aanmerking dat het verblijf van de vader in Colombia niet duurder zou zijn dan zijn dagelijks leven in Nederland. Gelet hierop en op het feit dat de vader meerdere malen per week contact met het kind had via Skype, welk medium voor het kind naarmate zij ouder wordt steeds beter te bedienen zal zijn, oordeelde het Hof (en de Hoge Raad bekrachtigde dat) dat het contact en daarmee de positie van de vader in het leven van het kind voldoende gewaarborgd was, waarbij ook van belang werd geacht dat de moeder het gezamenlijk gezag in stand wenste te laten.

Verhuizingen binnen Nederland

Voor verhuizingen binnen Nederland zijn dezelfde factoren van belang als bij een verhuizing naar het buitenland. De impact van een verhuizing binnen Nederland op het contact tussen het kind en de andere ouder kan echter variëren al naar gelang de verhuisafstand en de verandering van de frequentie waarmee het kind en de andere ouder contact hadden. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan de rechter de verhuizende ouder een verbod op leggen om te verhuizen binnen een bepaalde straal (aantal kilometers) van de huidige woonplaats. In sommige gevallen is een verhuisafstand van maximaal 50 kilometer redelijk (bijvoorbeeld omdat er co-ouderschap bestaat) en soms zelfs een afstand van 150 kilometer. De rechtbank Maastricht (LJN: BO1950) oordeelde op 27 oktober 2010 dat de moeder niet verder dan 50 kilometer van haar huidige woonplaats mocht verhuizen onder andere gezien de instabiele opvoedingssituatie, de slechte communicatie tussen partijen en het feit dat een verhuizing verder dan 50 kilometer de vader te veel zou beperken in zijn mogelijkheden om invulling te geven aan zijn zorg- en opvoedingstaken. Van zwaarwegende omstandigheden aan de zijde van de moeder was geen sprake.

Conclusie

De lijn (zo deze al te trekken valt) die uit bovengenoemde uitspraken te herleiden valt is dat de rechter extra behoedzaam is met het verlenen van vervangende toestemming bij een verhuizing met de kinderen (al dan niet naar het buitenland). Leidraad bij de belangenafweging van de rechter is de uitspraak van de Hoge Raad van 25 april 2008 (LJN: BC5901) waarin is bepaald dat de rechter bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht zal dienen te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. Welke belangen in welk geval prefereren valt niet eenduidig aan te wijzen. Wat wel vaststaat is dat de verhuizende ouder middels het overleggen van stukken aan moet kunnen tonen dat hij of zij niet zomaar tot de beslissing om te verhuizen is gekomen en dat er in het nieuwe land c.q. de nieuwe plaats van vestiging voldoende toekomstperspectief voor hem of haar en de kinderen aanwezig is, zonder daarmee de belangen van de achterblijvende ouder te veel te schaden.

Verhuizing met kinderen na echtscheiding (1)