Blogtitel: De Uitspraak van de Hoge Raad betreffende Civiel Recht en Verjaring – Zaaknummer 17/00100 (4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:677)

expertise:

Cassatie

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

03 mei 2018

Intellectueel eigendom is een uiterst belangrijk recht dat alle bedrijven en individuen beschermt. Maar wat gebeurt er als er een onrechtmatige wetgeving is, zoals een onjuiste implementatie van de Databankenrichtlijn? De schade kan aanzienlijk zijn en kan een vordering tot schadevergoeding rechtvaardigen.

De aanvang van de korte verjaringstermijn op basis van artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is in deze gevallen van groot belang. Maar wat als er onzekerheid bestaat over de juridische beoordeling of als men niet op de hoogte is van de details? Kan dit een reden zijn voor een later aanvangsmoment van de verjaringstermijn?

Dit werd onder andere behandeld in de uitspraken van de Hoge Raad van 31 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:552, NJ 2017/165 – Mispelhoef/Staat) en 26 november 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AR1739, NJ 2006/115 – Bosman/G). Er kwamen belangrijke vragen aan de orde over de verjaring van een voortdurende onrechtmatige daad.

Een recente uitspraak van de Hoge Raad op 4 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:677, nr. 17/00100) werpt verder licht op dit complexe onderwerp. Benieuwd naar de details van deze uitspraak? Klik hier om het volledige vonnis te lezen.

Het onderwerp van intellectueel eigendom is zeer actueel en relevant voor ons allemaal. Laten we ons samen verdiepen in de juridische implicaties en ontwikkelingen rond dit cruciale onderwerp.