Tweede Kamer stemt in met wet inlichtingendiensten en wet verplichte GGZ

sector:

Zorg

16 februari 2017

De Tweede Kamer heeft vandaag (14 februari 2017) ingestemd met de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

De Raad voor de rechtspraak heeft in aanloop naar de behandeling in de Kamer zijn zorgen over onderdelen van de nieuwe wetten geuit. Zo is bij de wet rondom de inlichting- en veiligheidsdiensten het toezicht op de diensten nog niet goed geregeld. De nieuwe wet rondom de verplichte GGZ brengt risico’s op onwerkbare situaties met zich mee.

Inlichtingen en veiligheidsdiensten

In een wetgevingsadvies gaf de Raad eerder aan dat in het nu aangenomen wetsvoorstel het toezicht nog niet goed is geregeld. In het voorstel wordt het toezicht belegd bij een Toetsingscommissie inzet bevoegdheden (TIB). Als de diensten bijzondere bevoegdheden willen inzetten, vragen ze toestemming aan de minister. De TIB controleert of die toestemming terecht is verleend en geeft daarover een bindend oordeel. Die constructie kan problemen opleveren volgens de Rechtspraak. Want valt zo’n bindend advies wel te rijmen met de ministeriële verantwoordelijkheid? De minister kan niet verantwoordelijk zijn als hij geen bevoegdheid heeft. Als die vraag niet wordt beantwoord, kan dat blijvend voor onduidelijkheid zorgen.

Grondrechten

De Raad erkent de belangrijke rol die inlichtingen- en veiligheidsdiensten vervullen in de bescherming van onze democratische rechtsstaat en daarmee aan het waarborgen van grondrechten. Dat daarvoor rechten van burgers worden ingeperkt, lijkt onvermijdelijk. Maar onnodige beperking van fundamentele rechten van burgers moet altijd worden voorkomen. De Raad vraagt zich bijvoorbeeld af of het (met het oog op de privacy van onschuldige burgers) echt noodzakelijk is om bepaalde gegevens 3 jaar te bewaren, zoals in de aangenomen wet staat.

Verplichte GGZ

De Rechtspraak stelt vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van de wet en is bezorgd over de manier waarop gedwongen behandeling in het wetsvoorstel is geregeld. Volgens het voorstel zijn op de zorgmachtiging niet de strafrechtelijke, maar civielrechtelijke procedureregels van toepassing. Als een veroordeelde of het OM tegen zowel de strafrechtelijke beslissingen als tegen de zorgmachtiging in beroep gaat, ontstaat het probleem dat er procedures door elkaar heen kunnen gaan lopen. De strafzaak wordt dan in hoger beroep behandeld door het gerechtshof, de dwangbehandeling in cassatie door de Hoge Raad. Rechters vrezen dat er onwerkbare situaties ontstaan doordat strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures door elkaar kunnen gaan lopen.

 

Bron: www.rechtspraak.nl