Transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid, ook in geval van bijna bereiken AOW-leeftijd?

expertise:

Arbeidsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

25 oktober 2017

In de nieuwsbrief van de sectie Arbeidsrecht van mei 2017 hebben wij u bericht over uitspraken waarin de rechter had vastgesteld dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld, maar de werkgever toch (een deel van de) transitievergoeding verschuldigd was. Deze uitzondering op de hoofdregel (geen transitievergoeding bij ernstig verwijtbaar handelen) kent een wettelijke grondslag en geldt indien het niet toekennen van deze vergoeding, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Geeft de wet ook ruimte voor de spiegelbeeldige situatie? Kan toekenning van een volledige transitievergoeding, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn?  De Kantonrechter te Eindhoven meent van wel. De Kantonrechter besliste eind 2016 (ECLI:NL:RB OBR:2016:7513) dat een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, die de AOW-gerechtigde leeftijd bijna had bereikt, géén recht had op de volledige transitievergoeding. Het Hof te ’s-Hertogenbosch oordeelde onlangs in hoger beroep (ECLI:NL:GHSHE:2017:3263). 

Casus

De werknemer, geboren in een 1952, is in 1978 bij (de rechtsvoorganger) van een scholengroep in dienst getreden. Hij was werkzaam als docent Frans. De werknemer is in 2011 arbeidsongeschikt geraakt. In 2013 is aan hem een WGA-uitkering toegekend, in 2014 een IVA-uitkering. De school heeft met ontslagvergunning van het UWV de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid in 2016. 20 maanden later, in 2018, zou de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.

Kantonrechter

De werknemer vordert bij de Kantonrechter toekenning van de transitievergoeding. De Kantonrechter wijst deze vordering gedeeltelijk af. De Kantonrechter stelt dat de gedachte achter de transitievergoeding tweeledig is:

  1. compensatie voor het ontslag en
  2. het vergemakkelijken van de overgang naar een andere baan (transitie van werk-naar-werk).

De Kantonrechter overweegt ten aanzien de transitiecomponent, dat gezien de leeftijd van de werknemer (geboren in 1952) en de omstandigheid dat hem een IVA-uitkering is toegekend, in redelijkheid mag worden aangenomen dat de werknemer voordat hij AOW-gerechtigd wordt (2018) niet meer een andere baan zal krijgen. Dat maakt – wat de transitie naar een andere baan betreft – zijn situatie vrijwel gelijk aan die van de werknemer die wordt ontslagen wegens het bereiken van de AOW-leeftijd en bij wie vanaf dat moment niet meer wordt uitgegaan van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Die werknemer heeft géén recht op een transitievergoeding. Volgens de Kantonrechter is het naar regels van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar die gelijkenis te negeren.

Er is wél verschil wat betreft de noodzaak van ontslagcompensatie. Immers, de oudere werknemer geniet inkomen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd; de arbeidsongeschikte werknemer zal worden geconfronteerd met verlies aan inkomsten. Dit maakt het redelijk dat de arbeidsongeschikte werknemer de transitievergoeding gedeeltelijk krijgt, aldus de Kantonrechter. Aan de werknemer wordt een vergoeding van 1/3e van de transitievergoeding toegekend (ad € 25.000,00 bruto). De werknemer gaat in hoger beroep.

Hof ’s-Hertogenbosch

Het Hof overweegt eveneens dat de WWZ-wetgever niet heeft beoogd de toepasselijkheid van de redelijkheid en billijkheid uit te sluiten. Het Hof komt echter wel tot een andere conclusie dan de Kantonrechter. Het Hof beantwoordt de vraag of toekenning van een volledige vergoeding in de gegeven situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat hangt af van alle omstandigheden van het geval, de aard en strekking van de transitievergoeding en de bedoeling van de wetgever. Het Hof overweegt onder meer:

  • Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om de (langdurig) arbeidsongeschikten de transitievergoeding te ontzeggen, integendeel.
  • Het doel van de transitievergoeding is compensatie voor (de gevolgen van) ontslag. De middelen kunnen worden ingezet voor het vinden van een andere baan, maar kunnen ook gelden als compensatie voor het verlies aan inkomen.
  • Het ontzeggen van de transitievergoeding aan langdurig arbeidsongeschikten is in strijd met het beginsel van gelijke behandeling. Het Hof refereert aan de Grondwet, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten en aan de Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte, op basis waarvan geen onderscheid mag worden gemaakt bij het aangaan en beëindiging van een arbeidsverhouding en bij de arbeidsvoorwaarden.
  • De transitievergoeding is in de wet niet gemaximeerd tot de verwachte inkomstenderving tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer.  Er is geen sprake van “aftopping” zoals bij de (oude) Kantonrechtersformule het geval was.
  • De transitievergoeding betreft een forfaitair berekend bedrag. De hoogte van de vergoeding staat niet in verband met de door de werknemer geleden schade of het inkomensverlies. Het verweer van de school dat de “schade” (het inkomensverlies) voor de werknemer ongeveer € 6.000,00 zou bedragen en disproportioneel is in verhouding tot de verlangde transitievergoeding van ruim € 73.000,00 bruto, wordt gepasseerd.

Conclusie

Ook de langdurige arbeidsongeschikte werknemer, die naar verwachting geen andere baan meer zal vinden en die op korte termijn de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken, heeft in geval van beëindiging van het dienstverband recht op de wettelijke transitievergoeding. Dat geldt ook indien de inkomensschade van de werknemer marginaal is en de vergoeding niet zal worden aangewend voor het vinden van een andere baan.

De uitspraak roept de vraag op of de werkgever (vanuit financieel oogpunt) er verstandig aan heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, ongeveer 1,5 jaar voordat de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken. Voor de werkgever bestaat geen verplichting tot beëindiging van het dienstverband en dus betaling van de transitievergoeding. Het in stand houden van een “slapend dienstverband” met een langdurige arbeidsongeschikte werknemer is in de literatuur en jurisprudentie geaccepteerd.

Heeft u vragen over de beëindiging van het dienstverband met een (langdurig) arbeidsongeschikte werknemer en/of over betaling van de transitievergoeding, dan kunt u uiteraard contact opnemen met één van de leden van de sectie arbeidsrecht.