Terhandstelling algemene voorwaarden niet altijd nodig

07 september 2005

In aansprakelijkheidskwesties kan het voor een onderneming cruciaal zijn, of zij adequate algemene voorwaarden heeft gehanteerd, deze toepasselijk heeft verklaard en soms of zij deze tijdig aan de wederpartij heeft toegezonden. Het Hof Leeuwarden komt in een uitspraak van 17 augustus jl. de gebruiker van algemene voorwaarden bij deze laatste verplichting tegemoet. De soep blijkt niet (altijd) zo heet te worden gegeten als hij wordt opgediend. 

Is aan de "terhandstellingsregel" niet voldaan, dan leidt een beroep daarop tot ongeldigheid van de algemene voorwaarden. Daarmee dienen gebruikers van algemene voorwaarden rekening te houden, indien zij contracteren met een in de wet nader omschreven groep "kleine" ondernemers, consumenten en daarmee vergelijkbare partijen.

De gebruiker moet aan de wederpartij de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van een overeenkomst toezenden. Indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, moet vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend worden gemaakt dat de voorwaarden bij de gebruiker ter inzage liggen of bij een door hem opgegeven Kamer van Koophandel of een griffie van een gerecht en dat zij op verzoek zullen worden toegezonden. De Hoge Raad heeft aangegeven dat slechts twee uitzonderingen bestaan. Een beroep op vernietiging wegens niet terhandstelling van de algemene voorwaarden is niet mogelijk voor degene die de inhoud daarvan kende of geacht kon worden te kennen. De Hoge Raad heeft twee voorbeelden gegeven. Allereerst het geval dat regelmatig gelijksoortige overeenkomsten tussen partijen worden gesloten terwijl de algemene voorwaarden bij het sluiten van de eerste overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld. De tweede situatie is het geval dat van de algemene voorwaarden deel uitmaakt een eenvoudige bepaling over aansprakelijkheidsbeperking die in een winkel- of bedrijfsruimte op duidelijke wijze aan klanten wordt gepresenteerd. Bovendien heeft de Hoge Raad aangegeven dat zich omstandigheden kunnen voordoen dat een beroep op de niet terhandstelling naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht.

Het Hof Leeuwarden past deze regels van de Hoge Raad toe. Een directeur van een bouwonderneming trad op als zaakwaarnemer van een opdrachtgever. Hij sloot voor hem een overeenkomst met een architect. In deze overeenkomst stond vermeld dat de SR 1997 (standaard voorwaarden rechtsverhouding opdrachtgever en architect) van toepassing waren en dat de opdrachtgever verklaart daarvan kennis te hebben genomen. Ook was op verschillende plaatsen in de overeenkomst voor een nadere uitwerking van de rechten en plichten naar bepaalde artikelen van de SR 1997 verwezen. De SR 1997 waren echter niet aan de opdrachtgever toegezonden. Hij wilde de algemene voorwaarden vernietigen toen de architect daarop een beroep deed. Het hof wees dit van de hand. De architect mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat de opdrachtgever de SR 1997 kende, althans geacht mocht worden deze te kennen. Het hof achtte relevant dat de zaakwaarnemer als directeur van een bouwonderneming bekend was met de in bouwwereld als gebruikelijk beding gehanteerde SR 1997. De wetenschap van deze zaakwaarnemer kon gelden als wetenschap van zijn opdrachtgever. Bovendien vond het hof belangrijk dat in de overeenkomst verschillende malen naar de SR 1997 werd verwezen.

Deze uitspraak is opvallend. De Raad voor Arbitrage voor de Bouw, die in de praktijk veelal bevoegd wordt verklaard om van de bouwgeschillen kennis te nemen, heeft eerder geoordeeld dat van de aannemer verwacht mag worden dat zij de in de praktijk veel gebruikte UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken) vóór het sluiten van de overeenkomst aan de opdrachtgever toestuurt.

Gelet op de uitspraak van het hof acht ik het niet ondenkbaar dat ook in andere gevallen moet worden geoordeeld dat een beroep op niet-terhandstelling faalt. Gedacht kan worden aan de situatie dat beide partijen ondernemers zijn in dezelfde bedrijfstak, in het verleden meermalen met elkaar zaken hebben gedaan waarbij steeds naar de algemene voorwaarden werd verwezen, de desbetreffende voorwaarden op grote schaal worden gebruikt in de desbetreffende branche, een verwijzing naar de voorwaarden op eerdere offertes stond, en het beding waarop een beroep wordt gedaan (bijvoorbeeld een beperking van aansprakelijkheid) niet zo vreemd is dat de wederpartij daar geen rekening mee hoeft te houden bij een verwijzing naar algemene voorwaarden.

Het is echter niet eenvoudig is om aan het vereiste van terhandstelling van algemene voorwaarden te ontkomen. Een enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden en de vermelding dat de wederpartij de algemene voorwaarden heeft ontvangen, voldoen lang niet altijd. Het is derhalve zaak om aan de terhandstellingsplicht te voldoen.

Dit artikel is verschenen in het Financieele Dagblad van 8 september 2005. 

Download bijlage: fd080905 (PDF, 124 KB)