Reorganisatie in concernverband

expertise:

Arbeidsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

27 februari 2017

Indien een onderneming die onderdeel uitmaakt van een concern, wenst te reorganiseren en een ontslagaanvraag indient bij het UWV, geldt de volgende hoofdregel: de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen wordt door het UWV beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen (hierna: de dochteronderneming). Een dochteronderneming kan dus passende maatregelen nemen, activiteiten herstructureren en op personeelskosten bezuinigen indien binnen die onderneming verlies wordt geleden en er onvoldoende winstperspectieven zijn. Het feit dat in concernverband winst wordt gemaakt, doet daar niets aan af.

Maar wat geldt in de omgekeerde situatie, de situatie waarin het concern in een slechte financiële positie verkeert, maar de dochteronderneming positieve resultaten boekt? Kan die winstgevende dochteronderneming afscheid nemen van haar werknemer (s) indien de concernresultaten slecht zijn? Ja, ook die situatie kan een grond opleveren voor een ontslag wegens bedrijfseconomische en/of bedrijfsorganisatorische redenen.

Het Gerechtshof te Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:96) oordeelde in hoger beroep over de vraag of er een redelijke grond bestond voor ontslag, in een situatie waarin een Nederlandse dochtervennootschap winst maakte, maar onderdeel uitmaakte van een concern waar op holding-niveau verlies werd geleden. In die kwestie was op holdingniveau de beslissing genomen om de hele topmanagementlaag van alle businessunits (ondergebracht in aparte dochtervennootschappen) te ontslaan. De dochtervennootschap heeft daarop het UWV verzocht toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst op te zeggen met een Manager, wegens bedrijfseconomische redenen en organisatorische en/of technologische veranderingen. De toestemming werd verleend en de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer is opgezegd.

De werknemer was van mening dat er geen geldige ontslagreden was voor de beëindiging van het dienstverband, omdat de beslissing tot ontslag enkel was ingegeven door de slechte financiële resultaten op holding-niveau. De beoordeling van de aangevoerde ontslaggrond had volgens de werknemer dienen te geschieden op basis van de bedrijfsresultaten van de dochtervennootschap. Het Hof verwerpt de stellingen van werknemer. Van het arrest is onder meer onder meer het volgende af te leiden:

  • Het Hof toetst het geschil in volle omvang: de rechter toetst aan dezelfde uitgangspunten als die voor het UWV gelden. De rechter kan niet volstaan met een beoordeling van de vraag of het UWV tot een juist oordeel is gekomen, maar dient vol te toetsen of de beslissing van de werkgever noodzakelijk is in het belang van een doelmatige bedrijfsvoering en of de mogelijkheden tot herplaatsing in een andere passende functie binnen een redelijke termijn ontbreken.
  • Eerdergenomende hoofdregel wordt in de Uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen genuanceerd: van een (winstgevende) onderneming binnen een concern met een slechte financiële positie, kunnen offers worden gevraagd die leiden tot het verval van arbeidsplaatsen bij deze onderneming.
  • Het Hof oordeelt dat het tot de ondernemersvrijheid van de groep behoort om onder omstandigheden te kiezen voor het schrappen van de gehele topmanagementlaag van de businessunits en daarmee van de onderneming een offer te verlangen ten gunste van de groep.
    Als relevante omstandigheden werden door het Hof in dit geval genoemd: de verlieslijdende situatie van de holding, de forse betalingsachterstand bij de Belastingdienst en bij andere crediteuren, het wegvallen van omzet door het wegvallen van een grote klant, minder investeringen van klanten als gevolg van dalende olieprijzen, het negatieve eigen vermogen van de holding, negatieve prognoses van de holding e.d..
  • Het Hof constateerde verder dat uit de ontslagaanvraag bleek dat de holding aan loonkosten een bedrag van een miljoen moest bezuinigen, welke bezuiniging kon worden bereikt door het ontslag van de volledige topmanagementlaag. De financiële positie van de groep noopte tot de beslissing van het verval van de arbeidsplaats van werknemer.
  • Het feit dat de betreffende onderneming de enige vennootschap in Nederland was binnen het concern die positieve bedrijfsresultaten boekte, deed daar niets aan af, aldus het Hof.

Kortom, ook indien er géén sprake is van een slechte financiële situatie bij de dochteronderneming, kan de (slechte) financiële situatie van het concern nopen tot kostenbesparende maatregelen, waarbij een krimp van het personeelsbestand bij een of meerdere dochterondernemingen niet is uitgesloten. In de ontslagprocedure zal de dochteronderneming overigens niet kunnen volstaan met het overleggen van jaarrekeningen van de eigen onderneming. Er zullen ook financiële stukken van de holding en/of de groep overgelegd dienen te worden, waaruit blijkt dat het concern in een slechte financiële positie verkeert.

Indien u vragen heeft over de mogelijkheden tot reorganiseren, al dan niet in concernverband, kunt u contact opnemen met een van de leden van de sectie arbeidsrecht. Daar kunt u ook terecht met vragen over medezeggenschapsrecht (bijvoorbeeld het adviesrecht van de (Centrale) Ondernemingsraad (op holding- of dochterniveau).