Boetes voor Rotterdams Sloopbedrijven Wegen Cover Pricing Blijft Grotendeels Gehandhaafd door Rechtbank

02 december 2015

In een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam werd grotendeels vastgehouden aan de in 2012 door de ACM opgelegde boetes voor verboden prijsafspraken en ongeoorloofde informatie-uitwisseling bij aanbestedingen voor twee sloopbedrijven. Een deel van de boetes werd echter wel verlaagd door de rechtbank, op grond van een overschrijding van de redelijke termijn en een herbeoordeling van de ernst van de overtredingen.

Bijzonder aan deze uitspraak is dat de rechtbank voor het eerst bevestigt dat ‘cover pricing’ (ook wel bekend als prijslenen) kwalificeert als een strekkingsbeding. ‘Cover pricing’ betreft een situatie waarbij één bedrijf met medeweten van de ander een prijs indient bij de opdrachtgever, terwijl hij in feite geen interesse heeft in het project. Partijen gebruiken deze tactiek vaak om een redelijke prijs te offreren en zo in beeld te blijven bij de opdrachtgever voor toekomstige aanbestedingen.

Het is belangrijk om te begrijpen dat ‘cover pricing’ niet gelijk staat aan het klassieke vooroverleg bij aanbestedingen, ook wel ‘bid rigging’ genoemd. Bij ‘bid rigging’ wordt het concurrentieproces volledig uitgeschakeld, terwijl bij ‘cover pricing’ concurrentie nog wel kan plaatsvinden.

Hoewel ‘cover pricing’ in bepaalde gevallen een legitieme doelstelling kan hebben en niet de gehele kring van inschrijvers betrokken is bij de afspraak, blijft het niet vanzelfsprekend om ‘cover pricing’ als een strekkingsbeding te kwalificeren.

Een artikel van Andreas Stephan werpt een interessant licht op deze kwestie. Hij stelt dat gedragsbeperkingen vanwege hun aard ernstig moeten worden behandeld. Maar zodra vaststaat dat ‘cover pricing’ significant verschilt van ‘bid rigging’ en andere strenge restricties, moet een kartelautoriteit zich volgens Stephan concentreren op de effecten en werkelijke negatieve gevolgen voor de concurrentie.

Het betreurenswaardig is dat de rechtbank toch tot de conclusie komt dat ‘cover pricing’ als een strekkingsbeding moet worden beschouwd. Dit ondanks het feit dat bij ‘cover pricing’, anders dan bij ‘bid rigging’, niet het hele concurrentieproces wordt ontwricht. Volgens de rechtbank moet dit onderscheid echter tot uiting komen in de hoogte van de boete maar blijft ‘cover pricing’ onveranderd strijdig met het kartelverbod. Ik ben van mening dat hier een meer genuanceerde (effect) benadering zeker op zijn plaats zou zijn geweest.

Wilt u meer weten?
Stuur me een e-mail of neem contact op via LinkedIn.

Wilt u automatisch op de hoogte blijven?
Download onze eBooks en nieuwsbrieven hier.

[1] HvJ 11 september 2014, CB/Commissie, C-67/13 P, r.o. 58.
[2] www.ec.europa/eu/competition/speeches/text/sp2014_07_en.pfd
[3] HvJ, 4 juni 2009, T-Mobile Netherlands, C-08/08, ECLI:EU:C:2009:343, punt 31.