NMa legt regeling voor bepalen ‘redelijke prijs’ voor blok- en stadsverwarming ter inzage

sector:

Energie & Duurzaamheid

expertise:

Mededinging & Regulering

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

27 september 2009

Zoals wellicht bekend is de Warmtewet in februari 2009 aangenomen door de Eerste Kamer en zal deze vermoedelijk medio 2010 in werking treden. De Warmtewet zal niet enkel betrekking hebben op traditionele vormen zoals stadsverwarming maar ook op blokverwarming. Dit betekent dat het speelveld van ondernemingen die te maken gaan krijgen met de Warmtewet naast de traditionele leveranciers zal bestaan uit woningcorporaties, bouwbedrijven, gemeenten en Vve’s.

Tariefstelling

Eén van de belangrijkste aspecten van de Warmtewet betreft de tariefregulering. De Warmtewet gaat uit van een redelijke prijs en een maximumprijs die nader uitgewerkt moet worden in beleidsregels. De NMa heeft op 23 september 2009 een concept van de ‘beleidsregel voor het bepalen van de redelijke prijs’ nu ter inzage gelegd en nodigt belanghebbenden uit om hier een reactie op te geven.

Op basis van de Warmtewet gaat de leverancier zelf een redelijke prijs voor de verbruikers vaststellen. De NMa bepaalt met deze beleidsregel onder meer welke kosten de redelijke prijs mogen bepalen en hoe deze prijs wordt berekend. Deze redelijke prijs moet een vergoeding zijn voor de werkelijke kosten van de leverancier per warmtenet. Per warmtenet kan dus een verschillende prijs tot stand komen. De redelijke prijs bestaat volgens de conceptregeling uit een leveringsonafhankelijk deel en een leveringsafhankelijk deel. Leveringsonafhankelijke kosten zijn kosten voor het maken van een aansluiting op een bestaand warmtenet (eenmalige kosten), afschrijvingen, beheer en onderhoud, een redelijk rendement op het geïnvesteerde vermogen, de inkoop van warmte, administratie, innovatie, R&D, en overhead. Eventuele subsidies worden hierop in mindering gebracht. Leveringsafhankelijke kosten zijn kosten voor de inkoop van warmte en bijstookfaciliteiten in het warmtenet.

De redelijke prijs die zo tot stand komt, wordt op grond van de Warmtewet begrensd. De NMa gaat daarom jaarlijks tevens eenmaximumprijs vaststellen volgens het ‘niet-meer-dan-anders’-beginsel. Dit houdt in dat een verbruiker van warmte niet méér mag betalen dan een verbruiker met een gasaansluiting. De Ministerraad zal met een algemene maatregel van bestuur (AMvB) bepalen hoe de NMa de maximumprijs moet vaststellen. Die AMvB moet thans nog ter goedkeuring aan de Tweede en Eerste Kamer worden voorgelegd. Onder meer de volgende kosten van gasverbruikers moeten in die vergelijking van het ‘niet-meer-dan-anders-beginsel’ worden meegenomen: de leveringskosten, de transport- en distributiekosten en de kosten voor aanschaf en onderhoud van een CV-ketel. Deredelijke prijs en de maximumprijs hebben een terugwerkende kracht tot 1 januari 2007.

Zienswijzen op concept beleidsregel

Een ieder kan tot en met 17 november 2009 schriftelijk en/of mondeling zienswijzen naar voren brengen bij de NMa. Voor degene die dit bij voorkeur mondeling willen doen kunnen dit doen op 5 november a.s. Op deze datum organiseert de NMa een speciale hoorzitting (aanmelden kan tot 29 oktober a.s.)

» Download bijlage (Consultatiedocument_inclusief_concept_beleidsregel_NMa_redelijke_prijs_Warmtewet_tcm7 130730.pdf)