Naderende AOW-leeftijd geen reden voor matiging transitievergoeding

expertise:

Arbeidsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

31 augustus 2017

In beginsel is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de werknemer minimaal 24 maanden bij de werkgever in dienst is geweest en de werkgever het initiatief neemt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen of niet te verlengen. Dit geldt niet voor werknemers van wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd vanwege of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd; zij hebben geen recht meer op een transitievergoeding.

Hoe moet omgegaan worden met de situatie waarin een werknemer de AOW-leeftijd bijna heeft bereikt? De schade van zo een werknemer is immers beperkt; zij hebben al snel recht op een AOW-uitkering. Komt de rechter dan de bevoegdheid toe om zelf, aan de hand van de omstandigheden, de hoogte van de transitievergoeding te bepalen? Nee, als hoofdregel geldt dat de transitievergoeding een forfaitaire vergoeding is en op basis van een vaste berekening moet worden vastgesteld.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent wel geoordeeld dat de redelijkheid en billijkheid in zeer uitzonderlijke situaties tot afwijking van deze vaste berekening kunnen leiden. Op welke situaties het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch doelt is onduidelijk. Het feit dat een werknemer de AOW-leeftijd nadert, en daardoor sprake is van een groot verschil tussen de hoogte van de transitievergoeding en de schade die daadwerkelijk door de werknemer wordt geleden, kan in ieder geval niet leiden tot een matiging, aldus het Hof.

Casus

De betrokken werknemer is sinds 1 augustus 1978 als leraar Frans in dienst bij een middelbare school. In 2014 wordt de werknemer ziek. In 2016 wordt zijn arbeidsovereenkomst opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werkgever betaalt geen transitievergoeding aan de werknemer.

De werknemer verzoekt de Kantonrechter Eindhoven om de werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van EUR 73.541,42 bruto. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer wél recht heeft op een vergoeding, maar dat de transitievergoeding moet worden gematigd. De inkomensschade van de werknemer tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd bedroeg slechts EUR 6.000,– bruto. De werknemer zou immers al 20 maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Daarnaast kon hij in die periode aanspraak maken op een IVA-uitkering en op aanvullende vergoedingen op basis van de cao Voortgezet Onderwijs.

De werkgever voerde aan dat toekenning van de volledige transitievergoeding disproportioneel, onaanvaardbaar en een ongerechtvaardigde verrijking was ten opzichte van werknemers van wie het dienstverband eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Deze werknemers kunnen geen aanspraak maken op de transitievergoeding. De kantonrechter ging deels mee in dit verweer en oordeelde dat de transitievergoeding op grond van de redelijkheid en billijkheid moest worden gematigd naar een bedrag van EUR 25.000,–.

De werknemer heeft hoger beroep ingesteld. De kantonrechter had niet over mogen gaan tot een matiging van de transitievergoeding, aldus de werknemer.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch: geen matiging op grond van redelijkheid en billijkheid

Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft de werknemer in het gelijk gesteld; de kantonrechter is ten onrechte overgegaan tot matiging van de transitievergoeding.

Onder het oude recht kon de ontslagvergoeding beperkt worden vanwege het op korte termijn bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. De wetgever heeft er echter bewust voor gekozen om deze mogelijkheid in de (nieuwe) Wet Werk en Zekerheid niet terug te laten komen. De transitievergoeding is een forfaitaire vergoeding. In beginsel worden de omstandigheden van het geval niet in de vergoeding meegenomen.

Het Hof geeft nu aan dat de redelijkheid en billijkheid onder bijzondere omstandigheden mogelijk tot aanpassing van de hoogte van de transitievergoeding kunnen leiden. Volgens het Hof is daarvan in onderhavige zaak geen sprake. Het grote verschil tussen de geleden schade ter hoogte van EUR 6.000,– en de hoogte van de transitievergoeding ter hoogte van EUR 73.541,42 bruto komt het Hof niet buitenproportioneel voor. Het toekennen van de volledige transitievergoeding is in lijn met de bedoeling van de wetgever. Om die reden oordeelt het Hof dat de werkgever de transitievergoeding ter hoogte van EUR 73.541,42 bruto aan de werknemer moet betalen.

Uit de hierboven behandelde uitspraak volgt dat matiging van de transitievergoeding met een beroep op de redelijkheid en billijkheid in zeer uitzonderlijke omstandigheden tot de mogelijkheden behoort. Welke omstandigheden dit zijn, wordt echter niet duidelijk. De wetgever heeft er bewust voor gekozen een forfaitaire vergoeding in te voeren. Er mag dan ook niet snel worden aangenomen dat specifieke omstandigheden zullen leiden tot een matiging van deze vergoeding. In sommige gevallen, zoals ook bij deze zieke werknemer, kan het daardoor voordeliger zijn om de werknemer tot de AOW-gerechtigde leeftijd in dienst te houden. Immers, bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is de transitievergoeding niet verschuldigd.

Heeft u hier vragen over of wilt u van gedachten wisselen? Neemt u dan vrijblijvend contact op met de advocaten van de sectie arbeidsrecht.