Minister gaat besluit Hof van Justitie over betaling voor informatienummers implementeren

29 maart 2017

In een eerdere [bijdrage](https://www.banning.nl/publicaties/toelaatbaarheid-van-betaalde-informatienummers/) heb ik verslag gedaan van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie op 2 maart over betaalde informatienummers. In essentie heeft het Europese Hof van Justitie besloten dat volgens artikel 21 van de Europese richtlijn over consumentenrechten (de [Richtlijn](http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32011L0083)), de kosten voor een oproep over een gesloten overeenkomst naar een door het bedrijf opgezette servicelijn niet hoger mogen zijn dan de kosten van deze oproep naar een normaal vast geografisch of mobiel nummer.

Art. 21 van de Richtlijn stelt dat lidstaten garanderen dat handelaren hun klanten voor telefonische contacten over door hen gesloten overeenkomsten niet meer in rekening brengen dan het basistarief. De tweede alinea van dit artikel laat echter de rechten van aanbieders van telecommunicatiediensten om kosten voor dergelijke telefoongesprekken in rekening te brengen onverminderd.

Nederland, als lidstaat van de Europese Unie, heeft invulling gegeven aan art. 21 van de Richtlijn via twee wettelijke regelingen: (i) via art. 6:230k lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en (ii) via art. 3.2g van de Regeling Universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (Rude). In mijn vorige bericht heb ik nadere uitleg gegeven over art. 6:230k lid 2.

Volgens het huidige art. 3.2g Rude mag de telecomoperator aan de eindgebruiker niet meer in rekening brengen dan (i) het verkeerstarief (oftewel de gebruikelijke belkosten) en (ii) het informatietarief van het bedrijf dat het 090x-nummer gebruikt voor klantenserviceoproepen. Het is het bedrijf volgens dit artikel echter verboden om voor een oproep naar dit nummer aan de klant een informatietarief per tijdseenheid te vragen. Wel mag het bedrijf een informatietarief van maximaal 1 euro per gesprek hanteren. Het verkeerstarief van de telecomoperator is geregeld in art. 5 van het Besluit Interoperabiliteit.

Op basis van de beslissing van het Hof van Justitie heeft Nederland art. 21 van de Richtlijn niet goed geïmplementeerd in art. 3.2g Rude. De term ‘basistarief’ uit het artikel omvat alleen het verkeerstarief, en biedt geen ruimte voor het in rekening brengen van een informatietarief. Art. 6:230k lid 2 behoeft geen aanpassing naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie, omdat daarin overeenkomstig de Richtlijn de term “basistarief” wordt gebruikt.

Het Ministerie van Economische Zaken heeft een ontwerp-regeling gepubliceerd die een wijziging van art. 3.2g Rude voorstelt, om deze regeling in lijn te brengen met het arrest van het Hof van Justitie. Vanaf 1 juli 2017 moet de klant die via een 090x-klantenservicenummer contact opneemt met de klantenservice van een bedrijf, alleen nog een verkeerstarief in rekening worden gebracht. Het zal vanaf 1 juli 2017 voor de telecomoperator niet meer toegestaan zijn een informatietarief in rekening te brengen.

Ondanks dat de Richtlijn niet van toepassing is op alle soorten overeenkomsten, is ervoor gekozen om art. 3.2g Rude toe te passen op alle overeenkomsten die consumenten met handelaren sluiten. Dit besluit is gebaseerd op de gedachte dat consumenten effectief beschermd moeten worden tegen oplopende telefoonkosten bij oproepen aan klantenservicenummers. De voorgestelde wijziging van art. 3.2 Rude zal geen verandering van de reikwijdte van de bepalingen meebrengen.

Met betrekking tot de handhaving leidt de dubbele uitvoering van art. 21 tot een ietwat ondoorzichtige situatie. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) kan het verbod voor een bedrijf om meer dan het basistarief in rekening te brengen voor een oproep aan haar klantenservicenummer niet handhaven op basis van art. 8:2a van de Wet Handhaving Consumentenbescherming als het gaat om een consumentenovereenkomst waarop afdeling 6.5.2B van de Wet Handhaving Consumentenbescherming als gevolg van art. 6:230h niet van toepassing is. De ACM kan door de brede reikwijdte van art. 3.2g Rude in deze gevallen het verbod wel handhaven op grond van art. 15.1 lid 3 van de Telecommunicatiewet. Wat betreft de maximum boete is er geen verschil. Deze bedraagt voor beide regelingen maximaal 900.000 euro of 1% van de omzet van de overtreder.

Wil je meer weten? Neem dan vrijblijvend contact op met Rob van Esch.