Kredietopzegging door een bank – mag dat?

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

11 maart 2015

Stel de bank zegt uw krediet op. Die opzegging zal, behoudens herfinanciering, zeer waarschijnlijk leiden tot een faillissement. Dat zult u willen voorkomen. Maar hoe zit dat dan precies? Kunt u bezwaar maken tegen de opzegging, en zo ja hoe dan? En in welke gevallen is een bezwaar kansrijk?

Uitgangspunt  is de contractuele bevoegdheid van de bank tot opzegging van de kredietrelatie. Die bevoegdheid is doorgaans opgenomen in de algemene voorwaarden. Beëindiging van de kredietovereenkomst op grond van die contractuele bevoegdheid is alleen niet rechtsgeldig, indien gebruikmaking van die bevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.[1]  

Met andere woorden: in beginsel is de opzegging rechtsgeldig, tenzij die opzegging “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid” onaanvaardbaar is. Maar wat betekent dat eigenlijk?

Concreet betekent dit dat de belangen van de bank en u als kredietnemer tegen elkaar moeten worden afgewogen, waarbij onder meer de duur van de kredietrelatie, het gedrag en de betrouwbaarheid van u als kredietnemer en de mate waarin u tekort bent geschoten een rol spelen. Daarmee wordt in feite onderzocht of geen minder verstrekkende maatregel mogelijk is (subsidiariteit), en wordt voorkomen dat de opzegging een te harde maatregel is gelet op de overtreding (proportionaliteit).

De beantwoording van de vraag of een kredietopzegging rechtsgeldig is, is dus afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ondanks de contractuele bevoegdheid van de bank om tot opzegging over te gaan, bestaan wel degelijk situaties waarin opzegging niet rechtsgeldig is.

Laat u in geval van (een aangekondigde) kredietopzegging daarom bijstaan door een specialist, die de concrete opzegging kan toetsen en een eventueel bezwaar en/of procedure kan begeleiden.

 

[1] Hoge Raad 10 oktober 2014, JOR 2015/8.