Is het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen bestand tegen de druk?

04 juli 2017

In eerdere blogs (zie de blog van 26 april 2016 en tevens de blog 13 maart 2017) bespraken wij het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. De behandeling van het wetsvoorstel is inmiddels in de laatste en cruciale fase beland. De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 30 mei 2017 het eindverslag uitgebracht. Vandaag vindt de plenaire behandeling van het wetsvoorstel plaats, volgende week is de stemming gepland. Het is nog maar zeer de vraag of het wetsvoorstel wordt aangenomen, mede gezien de toenemende kritiek vanuit verschillende hoeken.

Zo luidde prof. mr. Pieter van Vollenhoven recent de noodklok, mede naar aanleiding van de flatbrand in Londen (*1). Die brand liet volgens Van Vollenhoven zien hoe belangrijk het is dat kwaliteitsborging voorbehouden blijft aan de overheid. Nico Scholten (senior expert van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw) vraagt zich af of gemeenten na invoering van de wet nog over voldoende informatie beschikken om daadwerkelijk in te kunnen grijpen (*2). Andere partijen, zoals Bouwend Nederland, zijn wel gematigd positief. Volgens Bouwend Nederland bestaat het huidige toezicht enkel uit een administratieve handeling door de bouwtekeningen voorafgaand aan de bouw goed te keuren. Daadwerkelijk toezicht tijdens de bouw vindt slechts sporadisch plaats. De nieuwe wet zou er voor zorgen dat de bouwkwaliteit verbetert, doordat toezicht ook gedurende de bouw op gezette tijden plaatsvindt.

De ervaring van de gemeente Den Haag is juist dat de private kwaliteitsborgers oppervlakkiger toetsen dan gemeenten. Aan de vooravond van de plenaire behandeling hebben de vier grote gemeenten (waaronder Den Haag) de Eerste Kamer in een brandbrief gevraagd het wetsvoorstel op een aantal punten aan te passen. De gemeenten vrezen fatale gevolgen omdat zij moeten ingrijpen als het misgaat, maar geen adequaat toezicht kunnen houden op de bouw (*3). De gewenste aanpassingen betreffen onder meer een verplichte vermelding van de brandveiligheid en rookproductie van toegepaste materialen (naar aanleiding van de Londense flatbrand). Ook pleiten de gemeenten voor een verplichte termijn van tien dagen tussen de gereed melding van een gebouw en de ingebruikname van dat gebouw. Het bevoegd gezag kan vervolgens binnen die tien dagen besluiten dat het gebouw niet in gebruik mag worden genomen. Indien de minister niet toezegt de gewenste aanpassingen over te nemen, verzoeken de gemeenten de Eerste Kamer om het wetsvoorstel te verwerpen.

Het moge duidelijk zijn dat partijen niet onverdeeld positief zijn over het wetsvoorstel. Het is dan ook nog maar de vraag of het wetsvoorstel de goedkeuring van de Eerste Kamer kan wegdragen. Gezien de hoeveelheid kritiek is verwerping zeker niet ondenkbaar.

Heeft u vragen of opmerkingen over het wetsvoorstel en de gevolgen daarvan voor u? Bel of mail dan vrijblijvend met Philip van der Ven of met één van de andere bouwrechtspecialisten van BANNING.