Ontslag op staande voet als gevolg van drugsgebruik in vrije tijd: Een diepgaand overzicht

29 oktober 2007

Na een positieve drugstest en het weigeren om deel te nemen aan een rehabilitatieprogramma, moest een serveerster haar ontslag accepteren. Dit oordeel werd bevestigd door de Hoge Raad in een recentelijke uitspraak.

De serveerster werkte in een hotel op Aruba en was volledig bewust van het anti-drugs beleid dat door haar werkgever gevoerd werd. Dit beleid omvatte het uitvoeren van willekeurige urinetests, waarmee de aanwezigheid van drugs in het systeem getest werd. Bij een positief resultaat werden disciplinaire maatregelen genomen of werd de werknemer ontslagen. In het kader van dit beleid hadden werknemers een training gevolgd en een verklaring ondertekend waarin zij zich committeerden tot een drugsvrije werkomgeving en instemden met de mogelijkheid van ontslag bij het positief testen op drugs.

De serveerster moest een drugstest ondergaan en testte hierbij positief op drugs. Ze kreeg drie opties voorgelegd: deelname aan een rehabilitatieprogramma, het accepteren van ontslag of zelf ontslag nemen. Toen ze aangaf niet aan het rehabilitatieprogramma te willen deelnemen, werd ze op staande voet ontslagen.

De serveerster betoogde dat het anti-drugsbeleid van de werkgever een onaanvaardbare inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer vormde, zonder een voldoende rechtvaardiging. Het beleid maakt geen onderscheid tussen drugsgebruik in de vrije tijd of tijdens werktijd. In dit geval werd de serveerster gestraft voor het gebruik van cocaïne in haar privé tijd, wat een vergaande inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is. De Hoge Raad stelde echter dat deze inbreuk gerechtvaardigd was, omdat het een legitiem doel diende, namelijk het behoud van een goede naam en aantrekkelijkheid voor de gasten door correct gedrag van de werknemers.

Met deze uitspraak bevestigde de Hoge Raad dat het gedrag van werknemers in hun vrije tijd een rol kan spelen bij het oordeel over ontslag. Daarbij is het wel van belang dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer een legitiem doel dient. Dit is hiermee een belangrijk precedent voor toekomstige gevallen betreffende het gedrag van werknemers in hun vrije tijd en de rechtvaardiging van eventueel ontslag.