Gebruik camerabeelden door burgers en bedrijven bij opsporing criminaliteit

expertise:

Intellectueel Eigendomsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

25 mei 2015

Op dit moment is het in beginsel niet toegestaan voor particulieren en bedrijven om camerabeelden van verdachten te publiceren. Daarin komt verandering als het aan minister Van der Steur ligt. Op basis van een recent wetsvoorstel zal het publiceren van camerabeelden niet langer in alle gevallen zijn voorbehouden aan politie en het Openbaar Ministerie. Doel van het wetsvoorstel is onder meer om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoeften, de opsporing te ondersteunen en de zorgvuldigheid van de omgang met gepubliceerde beelden te bevorderen.

Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), waardoor het verbod om strafrechtelijke gegevens te verwerken (bijvoorbeeld: camerabeelden van een verdachte te publiceren via Facebook) niet van toepassing zal zijn indien voldaan is aan de volgende (limitatieve) voorwaarden:

  1. Op de camerabeelden is uitsluitend een niet-geïdentificeerde persoon herkenbaar die zich schuldig maakt aan:
    • diefstal waarbij geen sprake is van geweld of van bedreiging met geweld tegen personen;
    • vernieling;
    • beschadiging;
    • onbruikbaarmaking of wegmaking van enig goed.
  2. De verwerking van die camerabeelden geschiedt ter ondersteuning van de opsporing, en;
  3. De verantwoordelijke heeft vooraf bij politie aangifte gedaan en heeft daarbij camerabeelden ter beschikking gesteld.

Uitwerking eisen voor de praktijk

Uit voornoemde eisen vloeit onder meer voort dat op de beelden te zien moet zijn dat het strafbare feit wordt gepleegd (een “heterdaad” op beeld) en wie dat doet. Het delict en de verdachte moeten dus op de beelden te zien zijn. Er mag redelijkerwijs geen twijfel zijn over het delict en of de juiste verdachte in beeld wordt gebracht. Volgens de wetgever “moeten de beelden voor zich spreken”. Bestaat in redelijkheid twijfel, dan mogen de beelden niet gepubliceerd worden. Het enkel publiceren van beelden van de verdachte, waarop niet te zien is dat die persoon het delict pleegt is dus niet toegestaan. Volgens de wetgever betekent de voorwaarde dat het delict duidelijk zichtbaar moet zijn, doorgaans ook dat alleen bewegende beelden gepubliceerd mogen worden. Screenshots uit bewegende beelden die volgens de eisen van de wet gepubliceerd zijn, mogen ook worden verspreid.

De verwachting is dat het aantal beelden dat in de praktijk mag worden gepubliceerd vanwege deze strenge eisen en het beperkte aantal delicten waarbij publicatie mogelijk is, beperkt zal zijn.

Daarnaast is van belang dat andere personen dan de verdachte – bijvoorbeeld het slachtoffer of omstanders – niet herkenbaar in beeld mogen worden komen. Het “blurren” van de beelden wordt als een toegestane methode om de personen onherkenbaar te maken genoemd.

Degene die de beelden op internet publiceert, blijft voor die beelden verantwoordelijk. Dat betekent onder meer dat als de identiteit van de verdachte is achterhaald, de beelden daar hem zullen moeten worden verwijderd. Dat vloeit ook voort uit artikel 10 Wbp, waarin is bepaald dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor het doel van de verwerking.

Status wetsvoorstel

Op dit moment is het wetsvoorstel gepubliceerd in het kader van internetconsultatie. Dat betekent dat iedereen een reactie kan geven op dit voorstel. Deze consultatieronde eindigt op 4 juni 2015. Indien de reacties daartoe aanleiding geven, zal het wetsvoorstel worden aangepast. Wij houden u uiteraard van de verdere ontwikkelingen op de hoogte.