Een effectenportefeuille in de nalatenschap – deel II

expertise:

Familie- & Erfrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

17 mei 2009

De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld over een situatie waarin erfgenamen werden geconfronteerd met onvoorziene financiële consequenties ten gevolge van het feit dat tot de nalatenschap een effectenportefeuille behoorde. De executeur-testamentair is weliswaar verantwoordelijk maar niet in alle gevallen aansprakelijk als de beurs daalt. 

Een oplettende lezer van mijn vorige bijdrage aan het bulletin, prof. Mr. Nuytinck (hoogleraar personen- en familie-erfrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen) wees mij op zijn annotatie in Ars Aequi van januari 2009  (AA 2009, p. 44-50) bij het arrest van de Hoge raad van 21 november 2008 (LJN nr. BD 5985) De inhoud van dat arrest wil ik u niet onthouden. 

De Hoge Raad heeft daarin geoordeeld over een soortgelijke situatie als waarover ik al eerder schreef. In dit geval overlijdt tante op 2 oktober 2000 en wijst haar testament  twee broers aan als erfgenamen, waarbij één broer wordt benoemd tot executeur-testamentair met de taak om de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen. Tot de nalatenschap behoort onder meer een effectenportefeuille van 4.782,6408 aandelen Robeco. De koers van het aandeel Robeco bedroeg op de datum van overlijden van de erflaatster € 44,88.

Op 16 november 2001 heeft de executeur ongeveer de helft van de aandelen verkocht om het successierecht te kunnen voldoen. De koers van het aandeel Robeco bedroeg op dat tijdstip nog maar € 14,85.

De andere erfgenaam houdt zijn broer de executeur aansprakelijk voor zijn schade, geleden door het koersverlies van de aandelen. Het gerechtshof wijst de vordering toe en lijkt de executeur als ‘beheerder’ zonder meer aansprakelijk te houden voor het koersverlies, zonder daarbij in te gaan op een aantal verweerpunten van de executeur. Deze uitspraak vindt in de ogen van de Hoge Raad geen genade: het gerechtshof had de beslissing beter moeten motiveren en had moeten ingaan op relevante verweerpunten, aangevoerd door de executeur.

De Hoge Raad geeft in de uitspraak een aantal richtlijnen voor de beoordeling van soortgelijke gevallen. Ik vat deze als volgt samen:

  • De executeur is bevoegd tot het beheer van de nalatenschap. Dit bevat ook de bevoegdheid om vermogensbestanddelen te verkopen wanneer dit wordt gevorderd door een normale ‘exploitatie’ van het betreffende vermogensbestanddeel.
  • Met betrekking tot een aandelenportefeuille kan de executeur dan ook de bevoegdheid hebben de samenstelling daarvan te wijzigen of de portefeuille geheel of gedeeltelijk te verkopen en op een andere wijze te beleggen voor een beter rendement of beperking van koersrisico’s.
  • De executeur draagt niet zonder meer het risico van een waardedaling van bepaalde goederen in de nalatenschap; dit zal pas het geval zijn wanneer hij in de zorg van een goed executeur tekort schiet, bijvoorbeeld door geen maatregelen te treffen ter voorkoming van een dreigend nadeel voor de erfgenamen.
  • In de aard van een aandelenportefeuille ligt besloten dat de waarde in de loop van de tijd kan fluctueren; daarom kan de zorg van een goed executeur meebrengen dat hij de portefeuille geheel of gedeeltelijk verkoopt en de opbrengst, zij het mogelijk tegen een lager rendement, vastzet om in ieder geval de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen.
  • Het enkel niet gebruikmaken van deze verkoopbevoegdheid is onvoldoende om de executeur aansprakelijk te houden voor het nadeel van koersdalingen als hij niet heeft verkocht of de winstderving door koersstijgingen als hij juist wel heeft verkocht.
  • Het hangt af van verdere omstandigheden, die dan moeten worden bewezen door de overige erfgenamen, of moet worden geoordeeld dat de executeur, door niet (of juist wel) tot verkoop van de portefeuille over te gaan, is tekort geschoten in de zorg van een goed executeur.

Aspecten, die de Hoge Raad meeweegt bij de beoordeling van de hierboven bedoelde omstandigheden zijn ondermeer de verwachting van deskundigen over het verdere koersverloop van aandelen en alternatieve beleggingsmogelijkheden.

In het onderhavige geval had de executeur de volgende relevante omstandigheden aangevoerd:

  • Het risico van koersdaling is inherent aan het houden van aandelen.
  • Van speculatie door de executeur is geen sprake geweest en Robeco staat bekend als zeer defensief fonds.
  • De executeur heeft zelf evenveel nadeel geleden door de koersdaling als de andere erfgenaam.
  • Ook die andere erfgenaam is altijd in het bezit geweest van eigen aandelen en heeft die aandelen, ook in de onderhavige periode, niet verkocht.
  • De executeur heeft gehandeld overeenkomstig het advies van banken om de aandelen vast te houden tot betere tijden zouden aanbreken.

De Hoge Raad acht deze aangevoerde argumenten van belang. Omdat het gerechtshof zonder meer de aansprakelijkheid van de executeur had aangenomen en op die argumenten niet is ingegaan, vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het hof en verwijst de zaak  naar een ander gerechtshof om met inachtneming van de aanwijzing van de Hoge Raad de zaak af te doen. Gezien de vingerwijzingen van de Hoge Raad zou het mij niet verbazen wanneer de executeur alsnog in het gelijk wordt gesteld.

Relevantie voor de praktijk: bereikt de executeur geen overeenstemming met de andere erfgena(a)m(en) over wel of geen verkoop van de portefeuille en over herbelegging, dan kan hij zich, blijkens het arrest van Hoge Raad, voor een deel indekken door het advies van een goed bekend staande beleggingsadviseur in te winnen, ten behoeve van bewijs schriftelijk te laten vastleggen en te volgen.