Conclusie advocaat-generaal Timmerman inzake VEB contra World Online

expertise:

Intellectueel Eigendomsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

12 februari 2009

Op 6 februari 2009 heeft advocaat-generaal Timmerman als lid van het Parket bij de hoge raad een conclusie genomen in het geschil tussen de Vereniging van Effectenbezitters (“VEB”) contra World Online International N.V. (“World Online”), ABN AMRO Bank N.V. (“ABN AMRO”) en Goldman Sachs International (“Goldman Sachs”). Hij concludeert – kort gezegd – dat het arrest van het Gerechtshof Amsterdam op verschillende onderdelen onvoldoende is gemotiveerd en derhalve moet worden vernietigd.

Als eerste Nederlandse Internetaanbieder ging World Online op 17 maart 2000 onder massale belangstelling naar de beurs. De beursgang van de provider liep echter uit op een teleurstelling, omdat kort naar de introductie bleek dat oprichter Nina Brink al eerder aandelen tegen een veel lagere prijs dan de introductiekoers had verkocht. Toen dit bekend werd, stortte de koers van het aandeel in. Reden voor de VEB om de bij de beursgang betrokken partijen, World Online, ABN AMRO en Goldman Sachs voor de rechter te dagen. De VEB houdt hen verantwoordelijk voor het verstrekken van misleidende informatie voorafgaand aan de beursgang. ABN AMRO en Goldman Sachs zouden bovendien onvoldoende uitvoering hebben gegeven aan hun (wettelijke) zorgplicht tegenover de beleggers. De vraag of gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de beleggers is nu, anno 2009, onderwerp van geschil in cassatie.

Het gerechtshof Amsterdam had deze vraag op 3 mei 2007 reeds bevestigend beantwoord (LJN: BA4343). Volgens het hof hebben de gedaagden een te optimistisch beeld gegeven van de waarde en de toekomstverwachting van World Online. De toenmalige bestuursvoorzitter, Nina Brink, heeft volgens het hof onduidelijkheid over haar aandelenbezit ten tijde van de beursgang in het leven geroepen. Bovendien bevatte het prospectus onvolledige informatie over haar loopbaan en was in het prospectus het Zweedse bedrijf Telitel AB ten onrechte in het World Online-concern opgenomen. Geen van de partijen was echter tevreden met het arrest en allen hebben daartegen dan ook ook cassatieberoep ingesteld.

Op 6 februari jongstleden heeft A-G Timmerman in het cassatieberoep zijn conclusie (“rechtsgeleerd advies”) genomen. Hij concludeert op drie punten tot vernietiging van het arrest van het Hof Amsterdam [1].

1.      Het eerste punt ziet op de zogenaamde lock up-verplichting waaraan de bestuursvoorzitter en een commissaris zich hadden gecommitteerd. Een lock-up verplichting houdt in dat verkopende aandeelhouders (betrokken bij de emitterende vennootschap) na de beursgang voor een bepaalde periode geen aandelen mogen verkopen.

Het prospectus vermeldde dat de door de bestuursvoorzitter aan beleggingsfonds BayStar overgedragen aandelen niet onder de lock up-verplichting vielen. Het prospectus vermeldde echter niet dat de bestuursvoorzitter en de commissaris investeerden in BayStar en daarmee een (indirect) belang hadden bij de verkoop van aandelen World Online door BayStar. VEB heeft betoogd dat het prospectus misleidend was door het enkele feit dat zij op indirecte wijze profiteerden van de verkoop door BayStar, ook indien moet worden aangenomen dat de beide functionarissen geen zeggenschap in BayStar hadden. Volgens de A-G had het hof zijn oordeel hierover nader moeten motiveren.

2.      Het tweede punt heeft betrekking op de koersstabilisatie door ABN AMRO. De koersvorming kort na een beursintroductie is vaak gecompliceerd. Vraag en aanbod moeten elkaar voor het eerst vinden. Indien kort na de beursintroductie de koers (scherp) daalt, vindt stabilisatie veelal plaats doordat een bank aandelen koopt teneinde de koers te doen stijgen. De bank manipuleert weliswaar de koers, maar hiervoor kunnen legitieme redenen bestaan. Volgens de A-G mocht destijds stabilisatie geschieden tegen een koers die in beginsel niet hoger was dan de uitgiftekoers. Stabilisatie boven de uitgifteprijs was destijds uitsluitend in beperkte mate en in bijzondere gevallen geoorloofd. De uitgiftekoers van het aandeel World Online bedroeg € 43,-, terwijl ABN AMRO heeft gestabiliseerd tegen een koers van € 50,20. Voor zover het hof in rechtsoverweging 2.23.5 oordeelde dat de stabilisatie boven de uitgiftekoers toelaatbaar was, getuigt het hof van een onjuiste rechtsopvatting, althans had het hof volgens de A-G zijn oordeel nader moeten motiveren.

3.      Het derde punt houdt verband met de zorgverplichtingen van Goldman Sachs. 
Goldman Sachs was met ABN AMRO lead manager bij de beursgang, maar trad, anders dan ABN AMRO, niet op als sponsor (listing agent). Volgens het hof rustte op zowel ABN AMRO als Goldman Sachs niet alleen de verplichting om een juist beeld van World Online te geven in het prospectus, maar ook de zorgplicht om bij de begeleiding van de beursgang zo veel mogelijk te voorkomen dat het juiste beeld werd verstoord. Het hof, dat geen onderscheid lijkt te maken tussen ABN AMRO als lead manager-sponsor en Goldman Sachs als lead manager-niet sponsor, had volgens de A-G moeten onderzoeken of dit onderscheid moet leiden tot een verschil in zorgverplichtingen.

Op dit moment is nog onbekend wanneer de Hoge Raad arrest zal wijzen. Conclusies van de AG worden echter meestal door de Hoge Raad gevolgd, zodat het vooruitzicht voor de beleggers in World Online positief kan worden genoemd.

[1] Bron: http://www.rechtspraak.nl