Collegiale verantwoordelijkheid en dus aansprakelijkheid alle bestuurders?

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

04 april 2018

Inleiding

Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een contract of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap gelden dus hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.

De aan de Hoge Raad gestelde vragen

De Hoge Raad heeft zich in dit verband recent (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470) uitgelaten over een casus waarin het ging om een vastgoedproject in het Caraïbisch gebied, waarin eisers hadden geïnvesteerd, maar dat niet van de grond is gekomen.

De eisers stellen zich op het standpunt dat wanneer een vennootschap voorschriften van financieel recht ter bescherming van het beleggend publiek heeft overtreden en daarvoor jegens derden aansprakelijk is gehouden, de bestuurders van die vennootschap in beginsel persoonlijk aansprakelijk zijn. Vermoed wordt dat zij dan ernstig verwijtbaar hebben gehandeld.

Eisers menen verder dat de collegiale verantwoordelijkheid van bestuurders de eis van een persoonlijk ernstig verwijt (ook) in het kader van onrechtmatige daad jegens crediteuren van de vennootschap mede vorm geeft: In beginsel behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld, tot de taak van iedere bestuurder. Dus is iedere bestuurder verantwoordelijkheid en aansprakelijk voor de algemene gang van zaken.

Het oordeel van de Hoge Raad

Uit het persoonlijke karakter van het ernstige verwijt dat de bestuurder moet kunnen worden gemaakt, volgt naar het oordeel van de Hoge Raad dat voor het aannemen van aansprakelijkheid voor iedere bestuurder afzonderlijk moet worden vastgesteld dat hij in zijn hoedanigheid onrechtmatig heeft gehandeld en dat dit handelen (waaronder is begrepen nalaten) aan hem kan worden toegerekend.

Daaruit volgt naar het oordeel van de Hoge Raad dat de eisers ongelijk hebben: Ook als een vennootschap wettelijke voorschriften ter bescherming van het beleggend publiek schendt, geldt volgens de Hoge Raad voor de aansprakelijkheid van een bestuurder van die vennootschap jegens derden, het vereiste dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarmee verdraagt zich niet dat in dat geval de aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van onrechtmatige daad wordt aangenomen zonder dat sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt, of dat die aansprakelijkheid wordt aangenomen op grond van een vermoeden van een persoonlijk ernstig verwijt.

Op zichzelf is volgens de Hoge Raad juist dat ook het houden van onvoldoende toezicht op de uitoefening van een taak door een medebestuurder onder omstandigheden persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder kan meebrengen. Dat heeft het hof naar het oordeel van de Hoge Raad ook onderkend: Het hof heeft het daarop betrekking hebbende verwijt van eisers onderzocht en is tot het oordeel gekomen dat eisers geen feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit blijkt dat TMF Management wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat [X] c.s. in strijd met de Nederlandse regelgeving hebben gehandeld. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de vestiging van TMF Management op de British Virgin Islands en de omstandigheid dat de bedrijfsvoering van TMF Management bestond uit het verlenen van management- en administratieve services, belangrijke redenen zijn geweest om TMF Management ten behoeve van de op die eilanden gevestigde vennootschappen in te zetten, en dat ook niet is gebleken dat zij andere dan kort gezegd  administratieve werkzaamheden heeft verricht. Het oordeel dat TMF Management onder die omstandigheden niet persoonlijk een ernstig verwijt ervan kan worden gemaakt dat zij niet actief erop heeft toegezien dat de vennootschappen de beleggingswetgeving naleefden, is volgens de Hoge Raad begrijpelijk.

Advies voor de praktijk

De Hoge Raad blijft expliciet vasthouden aan de eis van een ernstig verwijt als verhoogde drempel voor het aannemen van persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover derden (crediteuren).

Daarbij moet rekening worden gehouden met onder meer de aard, de ernst en de frequentie van de normschending door de bestuurder, en de mate van schuld. Een belangrijke regel is ook of voor de bestuurder voorzienbaar was (of had moeten zijn) dat zijn/haar handelen of nalaten tot benadeling van crediteuren van de vennootschap zou leiden.

Het is dus voor de bestuurder raadzaam om tijdig advies in te winnen over (voor)genomen (re)acties en besluitvorming die zijn/haar positie op dit punt kunnen beïnvloeden.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u andere ondernemingsrechtelijke vragen, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Marc Janssen of andere leden van de sectie Cassatie.