Bewijsbeslag leggen is ook mogelijk in niet IE-zaken – Samenvatting van het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 september 2013

expertise:

Intellectueel Eigendomsrecht

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

19 september 2013

Naast de principiële vraag of algemeen bewijsbeslag mogelijk is, zijn de Hoge Raad enkele meer specifieke prejudiciële vragen voorgelegd. Deels houden deze verband met de casus naar aanleiding waarvan de vragen zijn gesteld. 

Advocaat-generaal mr. E.M. Wesseling-van Gent signaleerde in haar Conclusie dat in de praktijk veel vragen bestaan over de uitvoering van een bewijsbeslag. Zij meende dat de beantwoording daarvan aan de wetgever (en niet aan de Hoge Raad) zou zijn. Omdat de wetgever heeft aangegeven de ontwikkelingen in de praktijk af te willen wachten, heeft de Hoge Raad zich geroepen gevoeld nadere aanknopingspunten te geven. De afwegingen van de Hoge Raad “strekken ertoe het bewijsbeslag, dat toelaatbaar wordt geacht, met adequate en effectieve waarborgen te omringen, en willekeurige inmenging en misbruik te voorkomen, en om ervoor te zorgen dat eventuele schadelijke gevolgen daarvan voor de wederpartij of de derde onder wie de beslaglegging plaatsvindt, binnen redelijke grenzen blijven.” De  Hoge Raad laat de rechter die het verlof verleent vrij om (binnen deze grenzen) recht te doen aan de omstandigheden van het geval.

Voorafgaand aan de beantwoording van de prejudiciële vragen geeft de Hoge Raad enige algemene bepalingen voor het bewijsbeslag. Deze worden hierna tezamen met de beantwoording van de vragen besproken.

Toetsing aan 843a Rv

De Hoge Raad geeft aan dat beslaglegging slechts kan plaatsvinden onder de in art. 843a Rv gestelde voorwaarden en dus ook dat zij slechts betrekking kan hebben op "bescheiden" in de zin van die bepaling. Daaronder vallen overigens ook digitale bestanden, zowel op lokaal aanwezige gegevensdragers als bestanden ‘in the cloud’.

De in beslag te nemen bescheiden dienen zo precies te worden omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd. De beslaglegging niet mag ontaarden in een fishing expedition.

Degene die om verlof verzoekt dient duidelijk te maken waarom bewijsbeslag noodzakelijk is. Daarvoor is volgens de Hoge Raad vereist dat gegronde vrees bestaat dat de betrokken bescheiden anders verloren gaan, en dat de beoogde bewijsvoering niet op andere, voor de beslagene minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden. (Ook) bij verlofverlening spelen de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol.

Kenmerkend voor een beslag is dat het zo nodig (en dat zal in het algemeen zo zijn) wordt gegeven zonder dat de wederpartij wordt gehoord. Met name indien het aannemelijk is dat uitstel de verzoeker onherstelbare schade zal berokkenen of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.

De Hoge Raad verklaart de bepalingen van het IE-bewijsbeslag (art. 1019a leden 1 en 3, 1019b leden 3 en 4 en 1019c Rv) voor zover nodig, overeenkomstig van toepassing.

Doel bewijsbeslag en aanwezigheid beslaglegger

Het bewijsbeslag strekt er slechts toe de in beslag genomen bescheiden veilig te stellen en te bewaren. Het verlof of de beslaglegging zelf geeft de beslaglegger dan ook geen recht op afgifte, inzage of afschrift. Er kan een gerechtelijk bewaarder worden aangesteld op grond van art. 709 Rv. De verzoeker ontleent aan het verlof ook niet het recht bij de beslaglegging aanwezig te zijn. Om inzage te verkrijgen dient de beslaglegger een aparte procedure (ex art. 843a Rv) te voeren.

Beslag in woonhuizen

Aan de Hoge Raad was gevraagd of er bij bewijsbeslag bijzondere terughoudendheid moet worden betracht bij het leggen van bewijsbeslag in woonhuizen. En of daar bijzondere bepalingen voor moeten worden opgenomen.

De Hoge Raad overweegt dat aan de stelplicht van degene die verlof vraagt om bewijsbeslag te leggen, hoge eisen moeten worden gesteld. Indien het verlof wordt verleend, geldt wat betreft de omstandigheid dat het beslag in een woning moet worden gelegd, dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit meebrengen dat het privéleven en het familie- en gezinsleven van degene onder wie het beslag wordt gelegd, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. De voorzieningenrechter kan op de omstandigheden van het geval toegesneden voorwaarden in zijn uitspraak opnemen.

Naarmate de inbreuk op de privacy ernstiger is (zoals bij woonhuizen, in plaats van bij kantoorruimte), zullen de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit een hogere drempel vormen.

Toetsing aan de criteria van 843a Rv

Verder geeft de Hoge Raad aan dat een verzoek om bewijsbeslag te mogen leggen steeds moet worden getoetst aan (onder meer) de eisen van art. 843a Rv. Ook in het geval van beslaglegging in een woning. De bescheiden ten aanzien waarvan conservatoir bewijsbeslag wordt verzocht, dienen dus voldoende bepaald te zijn.

Aanwezigheid Voorzieningenrechter

De vraag of de Voorzieningenrechter die het verlof heeft verleend steeds bij de beslaglegging aanwezig moet zijn, beantwoordt de Hoge Raad niet in algemene zin. De Hoge Raad geeft terecht aan dat de belangen van de beslagene op verschillende manieren kunnen worden gewaarborgd. De Hoge Raad noemt als voorbeelden:

  • de beslaglegger te verplichten tot zekerheidstelling voor de door hem eventueel verschuldigde schadevergoeding;
  • toezicht van de Voorzieningenrechter die het verlof voor de beslaglegging heeft gegeven;
  • aanwezigheid van de advocaat van de beslaglegger bij de beslaglegging;
  • dat de beslaglegging, nadat conserverende maatregelen zijn genomen, geen voortgang vindt voordat ook een advocaat of andere vertrouwenspersoon van de beslagene ter plaatse aanwezig is, of door een combinatie van deze of andere maatregelen.

Bij het derde punt zetten wij overigens vraagtekens, nu aanwezigheid van de advocaat van de beslaglegger onverenigbaar lijkt met het uitgangspunt dat de verzoeker niet bij de beslaglegging aanwezig mag zijn.

Verder wijst de Hoge Raad erop dat de Voorzieningenrechter steeds op zeer korte termijn benaderd moet kunnen worden als zich bij de beslaglegging problemen voordoen.

Aanwijzing IT-specialist

Bij wijze van prejudiciële vraag was de Hoge Raad tevens verzocht zich uit te laten over de vraag of bij het verlenen van het conservatoir bewijsbeslag iedere willekeurige IT-specialist aangewezen kan worden.

De Hoge Raad constateert terecht dat deze vraag uitsluitend relevant is bij een bewijsbeslag op digitale gegevens (waar tegenwoordig vrijwel steeds sprake van zal zijn). De voorliggende vraag beantwoordt de Hoge Raad niet in algemene zin. Vereist is dat de vertrouwelijkheid van de (gegevens onder het) bewijsbeslag gewaarborgd is. De voorzieningenrechter dient over de aan te wijzen IT-specialist een beslissing te nemen met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.

Overigens is de IT-specialist een hulppersoon van de deurwaarder. Laatstgenoemde dient de IT-specialist een geheimhoudingsplicht op te leggen. Bij schending is (onder meer) de deurwaarder daarvoor aansprakelijk.

Voorlopig beslagverlof

De vierde vraag betreft de juridisch-technische kwestie of – kortgezegd – de rechter die een prejudiciële vraag stelt aan de Hoge Raad een voorlopige uitspraak mag doen, zonder eerst het oordeel van de Hoge Raad af te wachten.

De Hoge Raad acht die werkwijze aanvaardbaar indien sprake is van een spoedeisend belang.

Twee verschillende processen-verbaal

Bekend is dat het bewijsbeslag de beslagene geen recht geeft op inzage. Het is voorgekomen dat de deurwaarder die het bewijsbeslag heeft gelegd, de beslagen bescheiden zodanig nauwkeurig heeft omschreven in zijn proces-verbaal, dat de rechter oordeelde dat (daarmee) inzage werd verschaft. Met opheffing van het beslag tot gevolg.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het is toegestaan twee versies van het proces-verbaal op te maken. Een globale versie voor de beslaglegger en een gedetailleerde versie voor de beslagene. Volgens de Hoge Raad bestaat hiervoor met name aanleiding indien het beslag ook vertrouwelijke bescheiden omvat of kan omvatten.

Verplichting tot medewerking

De laatste vraag betreft de interessante kwestie in hoeverre de beslagene moet meewerken aan de beslaglegging door bewijsmateriaal toegankelijk te maken. Moet hij gebruikersnamen en wachtwoorden verstrekken? En moet dat reeds bij de beslaglegging of pas als inzage wordt toegestaan?

De Hoge Raad beantwoordt deze vraag voor zover deze betrekking heeft op de medewerkingsplicht bij de tenuitvoerlegging van het beslagverlof. De Hoge Raad onderscheidt op praktische gronden de volgende twee scenario’s.

Als de beslagleggende deurwaarder een gegevensdrager (bijvoorbeeld een harde schijf of een usb-stick) aantreft met daarop een of meer versleutelde of met een toegangscode beschermde bestanden, en op redelijke gronden vermoedt dat deze bestanden onder het verlof vallen, kan de deurwaarder de gegevensdrager zelf in beslag nemen als de bestanden niet voor hem toegankelijk worden gemaakt. De beslagene hoeft dus geen toegangscodes te verstrekken, maar loopt daarmee het risico dat zijn gegevensdragers in beslag worden genomen. In de inzageprocedure ex art. 843a Rv bepaalt de rechter of de beslagene toegang moet verschaffen.

Indien er goede gronden zijn om te vermoeden dat de bestanden dat de beslagene de digitale bestanden elders bewaart (bijvoorbeeld ‘in the cloud’), dan dient hij de bestanden voor beslaglegging toegankelijk te maken. Medewerking is dan noodzakelijk omdat (de toestemming voor) het bewijsbeslag anders zinloos zou zijn.

Conclusie

Met het arrest heeft de Hoge Raad goede handvatten gegeven voor de praktijk van het algemene bewijsbeslag. Het heeft belangrijke consequenties. Zowel voor degene die bewijsbeslag wil leggen als voor de beslagene die de schade zoveel mogelijk wil beperken.