Achterwaartse verliescompensatie geschiedt op niveau van heffingsgrondslag en hoeft niet tot lagere aanslag te leiden

08 juni 2017

Samenvatting

Het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende over 2004 bedroeg € 6.024. Daarover was hij na verrekening van heffingskortingen van € 2.020 geen IB/PVV (meer) verschuldigd. Het inkomen van belanghebbende over 2006 is vastgesteld op negatief € 49.783 (verlies). Hiervan is € 6.024 achterwaarts verrekend met het inkomen over 2004, waardoor het belastbare inkomen uit werk en woning over 2004 nader is bepaald op nihil. Volgens belanghebbende dient de verrekening van het verlies over 2006 tot een teruggave van belasting over 2004 te leiden, dan wel dient het verlies over 2006 niet verrekend te worden met het resterende positieve belastbaar inkomen uit 2004, omdat dat niet leidt tot een vermindering van de aanslag over 2004. Het hof deelt de zienswijze van belanghebbende niet. Het hof zet uiteen dat het wettelijke systeem van verliesverrekening een verrekening op basis van de heffingsgrondslag betreft en niet op basis van het tarief of de geheven belasting. De verrekening blijft beperkt tot het bedrag van het (positieve) inkomen uit het betreffende jaar, zodat de grondslag na verrekening ten minste nihil bedraagt. Anders dan belanghebbende betoogt, dient een achterwaartse verliescompensatie niet ook steeds tot een vermindering van de aanslag te leiden. Als gevolg van de toegepaste verliescompensatie heeft de inspecteur voorts terecht het bedrag van de aan belanghebbende toekomende heffingskortingen herrekend, en het reeds aan de partner van belanghebbende uitgekeerde deel van de heffingskorting teruggevorderd. Dat deze situatie zich voor kan doen, is door de wetgever onderkend.

Voor de juni editie van het tijdschrift NTFR (Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht) schreef Stef Bekker zijn commentaar over de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2017, nr. 16/00224.

Klik op onderstaande button om het commentaar van Stef Bekker te lezen.