Aansprakelijkheid van bestuurders van de B.V. bij bekrachtiging van rechtshandelingen

expertise:

Ondernemingsrecht - M&A

nieuwsbrief:

Wilt u meer weten over dit onderwerp, schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

09 juni 2013

Uit een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland blijkt dat het van belang is om een overeenkomst die namens een BV in oprichting (“BV i.o.”) is gesloten, pas ná oprichting en ná eerste inschrijving van de BV in het handelsregister, namens de BV te bekrachtigen. Vindt bekrachtiging vóór dit moment plaats, dan is de bestuurder van de BV die de overeenkomst namens de BV bekrachtigt, naast die BV hoofdelijk aansprakelijk voor (de verplichtingen uit hoofde van) de bekrachtigde overeenkomst.

In de casus die ten grondslag ligt aan de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, heeft de latere bestuurder van een BV i.o. – vóór de daadwerkelijke oprichting van die BV – namens de BV i.o. een overeenkomst gesloten. Na de oprichting van de BV heeft diezelfde bestuurder die overeenkomst namens de BV bekrachtigd. Deze bekrachtiging heeft echter plaatsgevonden vóór opgave ter eerste inschrijving in het handelsregister.

Hoofdregel is dat rechtshandelingen die namens een BV i.o. zijn verricht, na oprichting moeten worden bekrachtigd door die BV. Tot het moment van bekrachtiging zijn de personen die die rechtshandeling namens de BV i.o. hebben verricht daarvoor in beginsel hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:203 BW.

Terzake van het moment van die bekrachtiging is – aldus de rechtbank Midden-Nederland – het navolgende van belang. Op grond van artikel 2:180 lid 2 BW zijn bestuurders naast de BV hoofdelijk aansprakelijk voor elke tijdens hun bestuur verrichte rechtshandeling waardoor de vennootschap wordt verbonden in het tijdvak vóór de eerste inschrijving in het handelsregister. Ook de bekrachtiging is een rechtshandeling, welke dus bij voorkeur moet plaatsvinden ná de eerste inschrijving. Vindt bekrachtiging plaats vóór de eerste inschrijving, dan is de bestuurder (niet op grond van artikel 2:203 BW maar op grond van artikel 2:180 BW) naast de BV hoofdelijk aansprakelijk (gebleven) voor die rechtshandeling, aldus de rechtbank Midden-Nederland.

Als bestuurder van een BV is het dus van groot belang de volgorde van handelingen in de gaten te houden. Bekrachtiging van rechtshandelingen die namens de BV i.o. zijn verricht, dient pas plaats te vinden na de eerste inschrijving in het handelsregister.

Rechtbank Midden-Nederland 28 mei 2013, LJN CA1459